miljoen
In 2021 werd er door circa 2.600 rechters en raadsheren in 1,43 miljoen rechtszaken uitspraak gedaan. Lees dit deel van het jaarverslag voor nog veel meer cijfers.
In 2021 werd er door circa 2.600 rechters en raadsheren in 1,43 miljoen rechtszaken uitspraak gedaan. Lees dit deel van het jaarverslag voor nog veel meer cijfers.
Hieronder volgt in paragraaf 3.1 een cijfermatig overzicht van 2021 over de inkomende en afgehandelde zaken, mediation, productiviteit en kosten, werkvoorraden, kwaliteitsnormen, publicatiegraad van de uitspraken, appelpercentages en wrakingsverzoeken.
In paragraaf 3.2 worden personele cijfers weergegeven en in paragraaf 3.3 wordt ingegaan op bedrijfsvoeringsaspecten zoals financiën, duurzaamheid, social responsibility, datalekken, klachten en verschillende risico’s. Daarna volgen in paragraaf 3.3 meer cijfermatige aspecten, zoals de kostenspecificatie, productgroepprijs en minutentarieven.
Inkomende zaken
Algemeen beeld van ontwikkeling van inkomende zaken
In totaal werden in 2021 ruim 1,38 miljoen zaken aangebracht bij de gerechten, waarmee het aantal nieuw aangebrachte zaken ongeveer op hetzelfde niveau lag als in 2020. In figuur 1 is te zien hoe de verdeling is van de ingekomen zaken over de rechtsgebieden en instanties. Voor meer dan de helft (61 procent; 850.000 zaken), betrof dit kantonzaken, daarnaast werden 485.000 rechtbankzaken aangebracht (35 procent), 45.000 zaken (3 procent) bij de gerechtshoven en een kleine 4.600 bij de CRvB (<1 procent).
De maatregelen om de verspreiding van het coronavirus in te dammen, lijken ook in 2021 een rol te hebben gespeeld in het lagere aantal nieuw aangebrachte zaken in vergelijking tot het aantal zaken dat in de jaren voor de coronacrisis werd aangebracht. In figuur 2 en tabel 2 is te zien dat in 2021 vooral het aantal ingekomen vreemdelingenzaken, civiele handelszaken, belastingzaken en reguliere bestuurszaken bij de rechtbanken vergeleken met 2020 daalde. Bij belastingzaken en civiele familiezaken aangebracht bij de gerechtshoven was er juist een sterke stijging te zien. De ontwikkelingen per rechtsgebied die het meest in het oog springen worden in deze paragraaf verder beschreven.
In 2021 werden er in totaal circa 850.000 kantonzaken aangebracht. Dit was ongeveer evenveel als in 2020. Hoewel het totaal aantal nieuw aangebrachte kantonzaken in 2021 ongeveer gelijk was met het aantal in 2020 aangebrachte kantonzaken, zagen we wel een forse afname van het aantal ingekomen Mulderzaken (verkeersboetes) (17 procent) naar ongeveer 29.000 zaken en het aantal civiele handelszaken (13 procent) naar ongeveer 252.000 zaken. Het aantal nieuw aangebrachte kantonstrafzaken nam in 2021 vergeleken met 2020 fors toe met 93 procent naar een kleine 57.000 zaken. Dit komt vooral door het lage aantal nieuw aangebrachte kantonstrafzaken in 2020 door de tijdelijk gedeeltelijke sluiting van de gebouwen van de rechtbanken in de eerste coronagolf en de prioriteit die daarna aan de strafzaken bij de rechtbanken (misdrijfzaken) werd gegeven. Ondanks de heel forse stijging, lag het aantal ingekomen kantonstrafzaken in 2021 nog altijd iets lager dan het niveau in de jaren 2017-2019. Het aantal ingekomen familiezaken (bijna volledig bewindshandelingen) steeg licht met 4 procent naar ongeveer 523.000 zaken.
Het aantal ingekomen civiele handelszaken die niet onder kanton vallen, lag in 2021 met een kleine 53.000 zaken 13 procent lager dan in 2020. Vooral het aantal verzoekschriften insolventies (faillissementen, surseances van betaling en schuldsaneringsregelingen) nam sterk af met 27 procent. In het verlengde daarvan nam ook het aantal ingekomen zaken betreffende het toezicht op de afwikkeling van uitgesproken faillissementen sterk af, namelijk met 34 procent. Opvallend was dat het aantal ingekomen zaken betreffende het toezicht na een forse afname in 2020, verder afnam met 41 procent naar 2.300 zaken. In 2021 was er, net als in de jaren ervoor, ook weer sprake van een forse daling van schuldsaneringsregelingen in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (wsnp) van 23 procent (circa 2.300 zaken).
Nadat een besluit is genomen of een uitspraak is gedaan door een rechter over bijvoorbeeld een faillissement, schuldsaneringsregeling of een onderbewindstelling, begint een andere taak van de Rechtspraak: toezicht op de afwikkeling van het faillissement en toezicht op de bewindvoerder in schuldsaneringszaken en in zaken betreffende curatele, bewind- en mentorschap. De toezichthoudende rechter kijkt de hele looptijd mee met de curator en bewindvoerder. Daarom wordt hier ook een overzicht gegeven van alle zaken waarin de rechter als toezichthouder werkt.
In 2021 was sprake van een lichte stijging van 1 procent bij de lopende bewindzaken, waarbij het opvallend is dat het aantal mentorschappen sinds 2017 stijgt. De faillissementszaken zijn de afgelopen jaren daarentegen sterk afgenomen, in 2021 zelfs met 23 procent. Uitgebreid onderzoek naar de oorzaken van de toename in het aantal mentorschappen en de afname in het aantal faillisementszaken heeft niet plaatsgevonden. De verwachting is wel dat de steunmaatregelen aan ondernemers tijdens de coronacrisis eraan hebben bijgedragen dat de aantallen insolventiezaken zo is gedaald.
Lopende zaken bewinden: | Eind 2017 | Eind 2018 | Eind 2019 | Eind 2020 | Eind 2021 |
---|---|---|---|---|---|
Bewind meerderjarigen | 255.000 | 264.000 | 270.000 | 273.000 | 273.000 |
Bewind minderjarigen | 50.000 | 51.000 | 52.000 | 50.000 | 51.000 |
Curatele bewind | 25.000 | 24.000 | 23.000 | 22.000 | 21.000 |
Mentoren bewind | 70.000 | 75.000 | 80.000 | 84.000 | 89.000 |
Totalen | 400.000 | 414.000 | 425.000 | 429.000 | 434.000 |
Lopende zaken insolventies: | Eind 2017 | Eind 2018 | Eind 2019 | Eind 2020 | Eind 2021 |
Faillissement & surseance van betaling | 17.000 | 14.000 | 13.000 | 12.000 | 9.000 |
Wsnp | 30.000 | 25.000 | 19.000 | 14.000 | 11.000 |
Totalen | 47.000 | 39.000 | 32.000 | 26.000 | 20.000 |
In totaal daalde het aantal nieuw aangebrachte familierechtelijke procedures licht met 2 procent tot ruim 177.000. Het aantal nieuw aangebrachte alimentatiezaken (15 procent) en scheidingen en ontbinding partnerschap (12 procent) daalde fors. Het aantal zaken betreffende de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en onder toezicht stellingen daalde licht, met respectievelijk 3 en 2 procent. Het aantal nieuw aangebrachte zaken rond gezag en omgang nam juist toe met 8 procent.
Het totale aantal ingekomen strafzaken steeg in vergelijking met 2020 met 6 procent tot een kleine 169.000 zaken. Dit na een daling van het aantal strafzaken in 2020.
Dit aantal bevat niet alleen de behandeling op zitting van de hoofdzaak maar ook allerlei ‘nevenzaken’, zoals ontnemingsvorderingen en rekesten. Het aantal nieuw aangebrachte hoofdzaken (de ter zitting gebrachte zaken) steeg met 3 procent naar een kleine 84.000 zaken, maar ligt daarmee nog wel 16 procent onder het niveau van 2019. Het aantal ontnemingsvorderingen steeg met 24 procent en het aantal raadkamerzaken met 9 procent.
In 2021 kwamen bij de rechtbanken ongeveer 32.500 ‘reguliere’ bestuurszaken binnen. Dat is een daling van 8 procent in vergelijking met 2020. De afname was, net als in 2020, vooral groot bij de ambtenarenzaken, deze namen met 41 procent af. Dit heeft te maken met de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) die is ingegaan in 2020. Ook bijstandszaken en arbeidsongeschiktheid zaken namen sterk af, met respectievelijk 23 en 11 procent. Zaken rond werkloosheid namen fors toe met 22 procent, voornamelijk door circa 400 zaken rond de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW).
Het aantal ingekomen vreemdelingenzaken nam in 2021 met 21 procent sterk af tot ruim 25.000. De instroom van deze zaken hangt sterk af van het aantal afdoeningen en de afdoeningswijze van asielprocedures door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De afname was het grootst bij verlengde asielprocedures (46 procent). Naast het relatief lage aantal asielzoekers dat in 2020 en begin 2021 Nederland is binnengekomen, speelt ook de gewijzigde regelgeving met betrekking tot niet tijdig beslissen door de IND een rol in deze forse afname. Hierdoor is het aantal beroepen tegen het niet tijdig beslissen door de IND fors gedaald. Ook is het aantal nieuw ingekomen Dublinzaken, waarbij aanvragers via andere Europese landen binnenkomen, en het aantal reguliere zaken fors gedaald, met respectievelijk 30 en 21 procent. Het aantal algemene asielprocedures nam licht af met 3 procent en het aantal bewaringszaken nam toe met 4 procent.
Bij belastingzaken was er in 2021 een daling van het aantal ingekomen zaken met 11 procent. Zowel het aantal nieuw aangebrachte belastingzaken lagere overheden als de rijksbelastingzaken zijn gedaald, met respectievelijk 13 en 9 procent. De afname van het aantal ingekomen belastingzaken lagere overheden kan verklaard worden door een afname van de zaken betreffende de waardering onroerende zaken (WOZ). In 2020 was het aantal nieuw ingekomen WOZ-zaken hoog, door de instroom van een cluster van ongeveer 3.600 zaken. Bij rijksbelasting zagen we een forse afname van zaken betreffende omzetbelasting en inkomstenbelasting, van respectievelijk 40 en 36 procent. Het aantal zaken betreffende belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) nam wel sterk toe en verdubbelde in 2021 ten opzichte van 2020, nadat er in 2020 juist een forse afname was van deze zaken.
Het aantal nieuw aangebrachte civiele handelszaken daalde heel licht met 2 procent. Het aantal verzoekschriften daalde wel sterk met 17 procent, terwijl het aantal dagvaardingen ongeveer gelijk bleef.
Het aantal ingekomen civiele familiezaken steeg fors met 17 procent. Bijna alle categorieën familiezaken namen toe, hoewel het aantal zaken betreffende ondertoezichtstelling afnam met 10 procent.
Het aantal ingekomen strafzaken daalde heel licht met 2 procent. Dit aantal bevat niet alleen de behandeling op zitting van de hoofdzaak maar ook allerlei ‘nevenproducten’, zoals ontnemingsvorderingen en rekesten. Het aantal nieuw aangebrachte hoofdzaken (de ter zitting gebrachte zaken) daalde ten opzichte van 2020 met 4 procent naar circa 14.500.
De toename van nieuw aangebrachte belastingzaken was ten opzichte van 2020 met 83 procent (circa 3.000 zaken) fors. Zowel het aantal belastingzaken lagere overheden groeide fors met 95 procent naar 1.800 zaken, als het aantal rijksbelastingzaken, dat groeide met 80 procent naar circa 4.800 zaken. Bij de belastingzaken lagere overheden stegen zowel het aantal WOZ-zaken, met 92 procent naar circa 1800 zaken, als de overige zaken, met 102 procent, fors. Bij de rijksbelastingzaken was er bijna een verviervoudiging van het aantal BPM-zaken, een groei van circa 1.600 zaken.
De CRvB oordeelt in hoger beroep over geschillen op het terrein van de sociale verzekeringen, sociale voorzieningen en ambtenarenzaken. Daarnaast is de CRvB rechter in eerste en enige aanleg in geschillen over de uitvoering van wetten voor oorlogs- en vervolgingsgetroffenen, enkele bijzondere pensioenen en voor beroepen van rechterlijke ambtenaren. In 2021 werden er circa 4.600 zaken aangebracht. Na een forste daling in de afgelopen jaren, was dit een heel lichte stijging van 2 procent ten opzichte van 2020.
De zaken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) zijn niet opgenomen in de tabellen en figuren omdat deze zaken buiten de bekostiging van de Rechtspraak vallen, omdat er sprake is van een zogeheten lump-sum financiering. Het CBb oordeelt over geschillen op het terrein van het sociaaleconomisch bestuursrecht. Daarnaast is het CBb hoger beroepsinstantie voor uitspraken op het gebied van een aantal specifieke wetten, zoals de Mededingingswet en de Telecommunicatiewet. In 2022 is het aantal inkomende zaken bij het CBb weer gestegen, na een daling in 2020, met 27 procent, van 1.240 zaken in 2020 tot 1.570 zaken in 2021.
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | groei 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtbanken | |||||||
Kanton | 982.370 | 946.100 | 949.260 | 846.670 | 850.020 | 0% | |
Civiel handel | 84.430 | 75.020 | 71.130 | 61.540 | 53.450 | -13% | |
Civiel familie | 183.660 | 180.870 | 187.610 | 181.120 | 177.220 | -2% | |
Straf | 169.170 | 162.740 | 168.140 | 159.480 | 168.900 | 6% | |
Bestuur | 41.100 | 37.000 | 36.940 | 35.230 | 32.560 | -8% | |
Vreemdelingenkamers | 31.980 | 33.410 | 40.970 | 32.270 | 25.350 | -21% | |
Belasting | 24.550 | 26.220 | 25.850 | 30.980 | 27.560 | -11% | |
Gerechtshoven | |||||||
Civiel handel | 8.230 | 7.670 | 7.040 | 6.330 | 6.210 | -2% | |
Civiel familie | 5.210 | 5.130 | 5.340 | 4.860 | 5.700 | 17% | |
Straf | 34.790 | 33.340 | 32.440 | 26.970 | 26.510 | -2% | |
Belasting | 3.870 | 3.960 | 5.140 | 3.610 | 6.620 | 83% | |
Bijzonder college | |||||||
Centrale Raad van Beroep | 8.390 | 6.740 | 5.500 | 4.560 | 4.640 | 2% | |
Totaal | 1.577.750 | 1.518.200 | 1.535.360 | 1.393.620 | 1.384.740 | -1% |
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Rechtbanken | ||||||
Kanton | ||||||
Amsterdam | 73.120 | 74.680 | 78.370 | 68.440 | 66.000 | |
Den Haag | 100.060 | 92.930 | 92.860 | 82.470 | 87.360 | |
Gelderland | 114.410 | 107.220 | 106.720 | 95.330 | 100.520 | |
Limburg | 78.850 | 74.900 | 70.530 | 64.820 | 65.240 | |
Midden-Nederland | 105.290 | 96.910 | 97.300 | 91.260 | 86.090 | |
Noord-Holland | 79.630 | 83.520 | 87.100 | 72.960 | 69.290 | |
Noord-Nederland | 104.110 | 98.780 | 103.170 | 89.880 | 89.640 | |
Oost-Brabant | 70.720 | 71.980 | 67.340 | 59.560 | 59.240 | |
Overijssel | 61.910 | 58.170 | 59.540 | 53.940 | 54.610 | |
Rotterdam | 120.170 | 114.980 | 115.830 | 102.800 | 102.340 | |
Zeeland - West-Brabant | 74.110 | 72.050 | 70.520 | 65.210 | 69.690 | |
Landelijk | 982.370 | 946.100 | 949.260 | 846.670 | 850.020 | |
Civiel handel | ||||||
Amsterdam | 9.470 | 8.830 | 8.610 | 7.540 | 6.850 | |
Den Haag | 9.440 | 8.670 | 7.980 | 6.870 | 6.090 | |
Gelderland | 8.460 | 7.020 | 6.760 | 5.740 | 4.870 | |
Limburg | 5.470 | 4.840 | 4.330 | 3.610 | 3.260 | |
Midden-Nederland | 8.860 | 7.730 | 7.570 | 6.780 | 5.640 | |
Noord-Holland | 6.370 | 5.930 | 5.430 | 4.600 | 3.770 | |
Noord-Nederland | 8.420 | 7.280 | 6.920 | 5.640 | 4.690 | |
Oost-Brabant | 5.200 | 4.850 | 4.510 | 4.140 | 3.600 | |
Overijssel | 5.720 | 4.300 | 3.880 | 3.060 | 2.780 | |
Rotterdam | 10.980 | 10.140 | 9.650 | 8.840 | 7.910 | |
Zeeland - West-Brabant | 6.030 | 5.430 | 5.490 | 4.720 | 3.990 | |
Landelijk | 84.430 | 75.020 | 71.130 | 61.540 | 53.450 | |
Civiel familie | ||||||
Amsterdam | 15.100 | 14.920 | 14.740 | 14.530 | 14.320 | |
Den Haag | 18.040 | 18.140 | 19.360 | 18.370 | 18.250 | |
Gelderland | 17.490 | 17.660 | 18.360 | 18.560 | 18.110 | |
Limburg | 13.170 | 12.880 | 13.250 | 12.990 | 13.630 | |
Midden-Nederland | 21.580 | 21.730 | 22.740 | 20.410 | 19.420 | |
Noord-Holland | 15.490 | 15.170 | 15.610 | 14.990 | 14.100 | |
Noord-Nederland | 18.360 | 17.670 | 18.140 | 17.130 | 17.770 | |
Oost-Brabant | 13.910 | 13.600 | 13.900 | 13.230 | 12.860 | |
Overijssel | 16.090 | 15.630 | 16.800 | 18.910 | 17.220 | |
Rotterdam | 20.710 | 20.020 | 21.140 | 18.700 | 18.330 | |
Zeeland - West-Brabant | 13.730 | 13.470 | 13.570 | 13.290 | 13.210 | |
Landelijk | 183.660 | 180.870 | 187.610 | 181.120 | 177.220 | |
Straf | ||||||
Amsterdam | 23.270 | 23.540 | 23.630 | 22.470 | 21.730 | |
Den Haag | 19.570 | 19.320 | 19.390 | 18.690 | 19.270 | |
Gelderland | 15.630 | 13.980 | 14.350 | 12.250 | 16.160 | |
Limburg | 9.740 | 9.990 | 10.830 | 10.070 | 10.540 | |
Midden-Nederland | 16.980 | 16.600 | 16.470 | 18.490 | 17.990 | |
Noord-Holland | 12.660 | 14.050 | 14.430 | 11.540 | 13.410 | |
Noord-Nederland | 13.030 | 10.890 | 12.540 | 11.910 | 12.510 | |
Oost-Brabant | 11.810 | 11.570 | 12.220 | 11.710 | 11.700 | |
Overijssel | 9.400 | 8.540 | 9.930 | 9.210 | 10.390 | |
Rotterdam | 23.410 | 22.010 | 22.180 | 19.650 | 20.600 | |
Zeeland - West-Brabant | 13.690 | 12.250 | 12.170 | 13.510 | 14.590 | |
Landelijk | 169.170 | 162.740 | 168.140 | 159.480 | 168.900 | |
Bestuur | ||||||
Amsterdam | 5.260 | 4.910 | 4.860 | 4.570 | 4.190 | |
Den Haag | 5.430 | 4.690 | 4.460 | 4.570 | 4.370 | |
Gelderland | 3.490 | 3.110 | 3.230 | 3.230 | 2.790 | |
Limburg | 2.730 | 2.670 | 2.880 | 2.680 | 2.550 | |
Midden-Nederland | 4.240 | 3.920 | 3.730 | 3.160 | 3.240 | |
Noord-Holland | 3.100 | 2.620 | 2.560 | 2.600 | 2.360 | |
Noord-Nederland | 2.870 | 2.610 | 2.700 | 2.440 | 2.480 | |
Oost-Brabant | 2.980 | 2.770 | 2.960 | 2.880 | 2.510 | |
Overijssel | 1.860 | 1.650 | 1.720 | 1.680 | 1.620 | |
Rotterdam | 6.050 | 5.200 | 5.140 | 4.900 | 4.030 | |
Zeeland - West-Brabant | 3.100 | 2.860 | 2.700 | 2.530 | 2.430 | |
Landelijk | 41.100 | 37.000 | 36.940 | 35.230 | 32.560 | |
Vreemdelingenkamers | ||||||
Amsterdam | 4.710 | 4.810 | 5.630 | 4.320 | 2.970 | |
Den Haag | 3.700 | 3.550 | 4.460 | 3.440 | 2.640 | |
Gelderland | 1.950 | 2.080 | 2.840 | 2.420 | 2.250 | |
Limburg | 2.180 | 1.940 | 2.570 | 2.160 | 2.050 | |
Midden-Nederland | 2.980 | 3.020 | 3.790 | 3.040 | 2.570 | |
Noord-Holland | 3.110 | 3.160 | 3.700 | 3.020 | 2.390 | |
Noord-Nederland | 2.710 | 3.080 | 4.170 | 3.330 | 2.240 | |
Oost-Brabant | 2.660 | 2.850 | 3.450 | 2.590 | 1.930 | |
Overijssel | 2.350 | 2.600 | 3.340 | 2.580 | 2.020 | |
Rotterdam | 3.710 | 4.420 | 4.480 | 3.230 | 2.570 | |
Zeeland - West-Brabant | 1.930 | 1.910 | 2.540 | 2.150 | 1.730 | |
Landelijk | 31.980 | 33.410 | 40.970 | 32.270 | 25.350 | |
Belasting | ||||||
Amsterdam | 2.360 | 3.010 | 2.290 | 2.630 | 2.260 | |
Den Haag | 3.580 | 4.220 | 4.070 | 4.170 | 4.430 | |
Gelderland | 3.680 | 4.010 | 4.470 | 3.970 | 3.210 | |
Limburg | 1.610 | 620 | 720 | 1.030 | 1.120 | |
Midden-Nederland | 1.250 | 1.320 | 2.150 | 1.720 | 2.530 | |
Noord-Holland | 2.640 | 2.980 | 3.360 | 4.210 | 4.900 | |
Noord-Nederland | 1.760 | 1.550 | 2.010 | 1.550 | 1.870 | |
Oost-Brabant | 610 | 570 | 600 | 1.010 | 910 | |
Overijssel | 710 | 680 | 650 | 860 | 690 | |
Rotterdam | 1.070 | 1.240 | 1.310 | 1.800 | 2.010 | |
Zeeland - West-Brabant | 5.290 | 6.040 | 4.220 | 8.040 | 3.640 | |
Landelijk | 24.550 | 26.220 | 25.850 | 30.980 | 27.560 | |
Gerechtshoven | ||||||
Civiel handel | ||||||
Amsterdam | 1.810 | 1.700 | 1.470 | 1.450 | 1.330 | |
Arnhem-Leeuwarden | 1.750 | 1.700 | 1.660 | 1.340 | 1.470 | |
Den Haag | 2.740 | 2.580 | 2.360 | 2.090 | 2.080 | |
's-Hertogenbosch | 1.930 | 1.690 | 1.550 | 1.450 | 1.340 | |
Landelijk | 8.230 | 7.670 | 7.040 | 6.330 | 6.210 | |
Civiel familie | ||||||
Amsterdam | 1.130 | 1.070 | 1.050 | 1.040 | 1.120 | |
Arnhem-Leeuwarden | 830 | 880 | 840 | 840 | 880 | |
Den Haag | 2.020 | 1.990 | 2.140 | 1.930 | 2.170 | |
's-Hertogenbosch | 1.240 | 1.190 | 1.310 | 1.060 | 1.520 | |
Landelijk | 5.210 | 5.130 | 5.340 | 4.860 | 5.700 | |
Straf | ||||||
Amsterdam | 6.430 | 6.880 | 6.720 | 5.730 | 6.020 | |
Arnhem-Leeuwarden | 7.350 | 6.740 | 7.230 | 5.520 | 5.150 | |
Den Haag | 11.960 | 11.400 | 10.590 | 9.030 | 9.170 | |
's-Hertogenbosch | 9.060 | 8.320 | 7.900 | 6.700 | 6.170 | |
Landelijk | 34.790 | 33.340 | 32.440 | 26.970 | 26.510 | |
Belasting | ||||||
Amsterdam | 880 | 750 | 790 | 830 | 1.650 | |
Arnhem-Leeuwarden | 590 | 780 | 1.740 | 750 | 1.790 | |
Den Haag | 1.440 | 1.270 | 1.810 | 1.220 | 1.890 | |
's-Hertogenbosch | 970 | 1.160 | 800 | 810 | 1.290 | |
Landelijk | 3.870 | 3.960 | 5.140 | 3.610 | 6.620 | |
Bijzonder college | ||||||
Centrale Raad van Beroep | 8.390 | 6.740 | 5.500 | 4.560 | 4.640 |
Afgehandelde zaken
Inkomende zaken worden behandeld en afgedaan. Vrijwel alle zaken bij de Rechtspraak worden gefinancierd als ze worden afgedaan, hetgeen ook wordt aangeduid als output financiering. Het aantal zaken dat de Rechtspraak gefinancierd krijgt, wordt ook wel productie genoemd. Toezicht op de afwikkeling van uitgesproken insolventies wordt vanwege de lange doorlooptijden echter tegelijkertijd met de instroom van deze zaken gefinancierd. Er zit daarom een klein verschil tussen productie in het aantal ingestroomde zaken en het aantal afgehandelde zaken.
Figuur 3 toont de verdeling van de output gefinancierde productie in de verschillende rechtsgebieden. Naast de absolute aantallen zaken in de blauwe balken, is ook de verdeling van de werklast over de verschillende rechtsgebieden (in de oranje balken) weergegeven. Werklast is een gewogen maat, die rekening houdt met verschil in bewerkelijkheid (benodigde tijd) van verschillende zaken. Kantonzaken zijn relatief licht (minder bewerkelijk, dus lagere werklast), terwijl handelszaken (niet kantonzaken), bestuurszaken, waaronder vreemdelingenzaken en belastingzaken, en de zaken in hoger beroep, waaronder de zaken van de CRvB, vaak meer werk kosten (bewerkelijker zijn, dus hoge werklast).
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | groei 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtbanken | |||||||
Kanton | 969.050 | 960.310 | 959.320 | 835.080 | 877.250 | 5% | |
Civiel handel | 91.610 | 82.890 | 78.030 | 66.850 | 60.870 | -9% | |
Civiel familie | 184.010 | 180.700 | 185.450 | 180.200 | 181.100 | 0% | |
Straf | 169.880 | 164.660 | 167.330 | 158.820 | 167.010 | 5% | |
Bestuur | 44.530 | 37.880 | 35.210 | 30.690 | 32.900 | 7% | |
Vreemdelingenkamers | 30.770 | 33.230 | 38.350 | 31.310 | 27.810 | -11% | |
Belasting | 27.970 | 21.860 | 23.690 | 21.740 | 31.400 | 44% | |
Gerechtshoven | |||||||
Civiel handel | 8.630 | 7.950 | 7.740 | 6.570 | 6.610 | 1% | |
Civiel familie | 5.470 | 5.450 | 5.140 | 4.970 | 5.270 | 6% | |
Straf | 33.970 | 31.880 | 30.860 | 25.480 | 28.800 | 13% | |
Belasting | 4.680 | 3.770 | 3.720 | 4.180 | 4.830 | 16% | |
Bijzonder college | |||||||
Centrale Raad van Beroep | 7.460 | 7.820 | 6.910 | 5.510 | 5.600 | 2% | |
Totaal | 1.578.030 | 1.538.400 | 1.541.750 | 1.371.400 | 1.429.450 | 4% |
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Rechtbanken | ||||||
Kanton | ||||||
Amsterdam | 68.590 | 75.010 | 77.740 | 63.650 | 71.120 | |
Den Haag | 100.550 | 91.430 | 94.460 | 79.030 | 88.220 | |
Gelderland | 111.630 | 105.030 | 113.780 | 93.270 | 103.460 | |
Limburg | 85.010 | 73.420 | 72.430 | 68.350 | 67.580 | |
Midden-Nederland | 96.390 | 99.940 | 96.640 | 88.570 | 91.430 | |
Noord-Holland | 81.310 | 83.430 | 86.210 | 76.870 | 71.710 | |
Noord-Nederland | 104.450 | 97.770 | 106.140 | 89.950 | 89.760 | |
Oost-Brabant | 71.760 | 74.650 | 67.870 | 59.760 | 60.260 | |
Overijssel | 62.730 | 63.350 | 57.880 | 51.400 | 56.760 | |
Rotterdam | 115.580 | 121.080 | 118.550 | 100.240 | 104.180 | |
Zeeland-West-Brabant | 71.060 | 75.210 | 67.620 | 63.990 | 72.760 | |
Landelijk | 969.050 | 960.310 | 959.320 | 835.080 | 877.250 | |
Civiel handel | ||||||
Amsterdam | 9.890 | 9.380 | 9.240 | 7.900 | 7.640 | |
Den Haag | 10.040 | 9.280 | 8.410 | 7.250 | 6.570 | |
Gelderland | 8.980 | 8.020 | 7.360 | 6.430 | 5.720 | |
Limburg | 6.080 | 5.590 | 4.990 | 4.210 | 3.710 | |
Midden-Nederland | 9.070 | 8.280 | 7.970 | 7.060 | 6.340 | |
Noord-Holland | 7.240 | 6.690 | 6.180 | 5.060 | 4.450 | |
Noord-Nederland | 9.710 | 8.590 | 7.990 | 6.700 | 5.720 | |
Oost-Brabant | 5.980 | 5.430 | 5.130 | 4.190 | 4.050 | |
Overijssel | 5.890 | 4.850 | 4.320 | 3.570 | 3.170 | |
Rotterdam | 11.610 | 10.900 | 10.570 | 9.250 | 8.930 | |
Zeeland-West-Brabant | 7.110 | 5.890 | 5.880 | 5.230 | 4.570 | |
Landelijk | 91.610 | 82.890 | 78.030 | 66.850 | 60.870 | |
Civiel familie | ||||||
Amsterdam | 15.350 | 14.770 | 14.550 | 14.490 | 14.550 | |
Den Haag | 17.930 | 17.680 | 18.580 | 17.940 | 19.430 | |
Gelderland | 17.600 | 17.790 | 18.380 | 18.530 | 18.260 | |
Limburg | 13.200 | 12.970 | 13.260 | 12.630 | 13.730 | |
Midden-Nederland | 21.720 | 21.770 | 22.480 | 20.300 | 19.810 | |
Noord-Holland | 15.400 | 15.320 | 15.170 | 15.130 | 14.650 | |
Noord-Nederland | 18.280 | 17.590 | 18.430 | 17.150 | 18.120 | |
Oost-Brabant | 14.090 | 13.570 | 13.480 | 13.260 | 13.050 | |
Overijssel | 16.170 | 15.850 | 16.440 | 18.700 | 17.690 | |
Rotterdam | 20.390 | 20.090 | 21.140 | 18.810 | 18.420 | |
Zeeland-West-Brabant | 13.890 | 13.290 | 13.540 | 13.270 | 13.380 | |
Landelijk | 184.010 | 180.700 | 185.450 | 180.200 | 181.100 | |
Straf | ||||||
Amsterdam | 23.550 | 23.050 | 23.250 | 22.250 | 21.350 | |
Den Haag | 19.570 | 19.060 | 19.300 | 18.440 | 19.060 | |
Gelderland | 15.600 | 14.630 | 14.130 | 11.790 | 15.620 | |
Limburg | 10.080 | 10.210 | 10.970 | 10.350 | 10.150 | |
Midden-Nederland | 17.120 | 16.570 | 16.370 | 18.260 | 17.900 | |
Noord-Holland | 13.010 | 14.200 | 14.430 | 11.690 | 13.470 | |
Noord-Nederland | 13.180 | 11.130 | 12.640 | 11.810 | 12.410 | |
Oost-Brabant | 11.470 | 11.660 | 12.120 | 11.840 | 11.340 | |
Overijssel | 9.420 | 8.890 | 9.890 | 9.240 | 10.350 | |
Rotterdam | 23.270 | 22.600 | 21.880 | 20.300 | 20.560 | |
Zeeland-West-Brabant | 13.620 | 12.660 | 12.360 | 12.850 | 14.800 | |
Landelijk | 169.880 | 164.660 | 167.330 | 158.820 | 167.010 | |
Bestuur | ||||||
Amsterdam | 5.660 | 4.740 | 4.720 | 3.670 | 4.420 | |
Den Haag | 6.330 | 4.600 | 3.910 | 3.940 | 4.190 | |
Gelderland | 4.100 | 3.260 | 3.000 | 2.680 | 2.640 | |
Limburg | 2.700 | 2.980 | 2.680 | 2.430 | 2.310 | |
Midden-Nederland | 4.770 | 4.100 | 3.810 | 2.960 | 3.670 | |
Noord-Holland | 3.500 | 2.950 | 2.410 | 2.080 | 2.360 | |
Noord-Nederland | 3.010 | 2.700 | 2.700 | 2.220 | 2.430 | |
Oost-Brabant | 3.020 | 2.570 | 2.700 | 2.540 | 2.570 | |
Overijssel | 1.800 | 1.580 | 1.630 | 1.440 | 1.570 | |
Rotterdam | 6.550 | 5.500 | 4.870 | 4.580 | 4.460 | |
Zeeland-West-Brabant | 3.090 | 2.910 | 2.790 | 2.140 | 2.290 | |
Landelijk | 44.530 | 37.880 | 35.210 | 30.690 | 32.900 | |
Vreemdelingenkamers | ||||||
Amsterdam | 4.720 | 4.810 | 5.450 | 4.330 | 3.430 | |
Den Haag | 3.410 | 3.620 | 4.100 | 3.140 | 2.800 | |
Gelderland | 1.850 | 2.080 | 2.480 | 2.480 | 2.410 | |
Limburg | 2.040 | 1.940 | 2.410 | 2.110 | 2.090 | |
Midden-Nederland | 3.100 | 2.880 | 3.670 | 3.020 | 2.950 | |
Noord-Holland | 2.920 | 3.360 | 3.490 | 2.860 | 2.410 | |
Noord-Nederland | 2.550 | 2.910 | 3.660 | 3.290 | 2.740 | |
Oost-Brabant | 2.590 | 2.870 | 3.220 | 2.580 | 2.160 | |
Overijssel | 2.250 | 2.510 | 2.870 | 2.570 | 2.440 | |
Rotterdam | 3.570 | 4.400 | 4.450 | 2.950 | 2.510 | |
Zeeland-West-Brabant | 1.780 | 1.840 | 2.550 | 1.990 | 1.870 | |
Landelijk | 30.770 | 33.230 | 38.350 | 31.310 | 27.810 | |
Belasting | ||||||
Amsterdam | 2.180 | 2.630 | 2.610 | 2.220 | 2.320 | |
Den Haag | 3.380 | 4.050 | 4.120 | 3.340 | 3.880 | |
Gelderland | 3.740 | 3.630 | 3.740 | 3.470 | 3.150 | |
Limburg | 1.340 | 1.070 | 820 | 760 | 1.130 | |
Midden-Nederland | 6.910 | 1.160 | 1.730 | 1.520 | 2.440 | |
Noord-Holland | 2.850 | 2.290 | 3.230 | 2.640 | 3.130 | |
Noord-Nederland | 1.700 | 1.800 | 1.780 | 1.380 | 2.110 | |
Oost-Brabant | 580 | 570 | 610 | 510 | 890 | |
Overijssel | 720 | 690 | 690 | 730 | 800 | |
Rotterdam | 1.220 | 1.250 | 940 | 1.200 | 1.760 | |
Zeeland-West-Brabant | 3.340 | 2.740 | 3.420 | 3.980 | 9.820 | |
Landelijk | 27.970 | 21.860 | 23.690 | 21.740 | 31.400 | |
Gerechtshoven | ||||||
Civiel handel | ||||||
Amsterdam | 1.770 | 1.760 | 1.550 | 1.460 | 1.430 | |
Arnhem-Leeuwarden | 2.920 | 2.680 | 2.790 | 2.180 | 2.450 | |
Den Haag | 2.050 | 1.720 | 1.670 | 1.420 | 1.360 | |
's-Hertogenbosch | 1.890 | 1.790 | 1.730 | 1.520 | 1.360 | |
Landelijk | 8.630 | 7.950 | 7.740 | 6.570 | 6.610 | |
Civiel familie | ||||||
Amsterdam | 800 | 800 | 910 | 830 | 920 | |
Arnhem-Leeuwarden | 2.030 | 2.250 | 1.870 | 1.960 | 1.970 | |
Den Haag | 1.290 | 1.330 | 1.270 | 1.100 | 1.230 | |
's-Hertogenbosch | 1.360 | 1.060 | 1.080 | 1.080 | 1.160 | |
Landelijk | 5.470 | 5.450 | 5.140 | 4.970 | 5.270 | |
Straf | ||||||
Amsterdam | 7.350 | 6.580 | 6.810 | 5.910 | 5.490 | |
Arnhem-Leeuwarden | 11.700 | 10.700 | 9.790 | 8.250 | 10.790 | |
Den Haag | 8.950 | 8.400 | 8.060 | 6.120 | 6.210 | |
s Hertogenbosch | 5.970 | 6.200 | 6.200 | 5.200 | 6.320 | |
Landelijk | 33.970 | 31.880 | 30.860 | 25.480 | 28.800 | |
Belasting | ||||||
Amsterdam | 600 | 580 | 670 | 970 | 1.430 | |
Arnhem-Leeuwarden | 1.730 | 1.320 | 1.310 | 1.620 | 1.570 | |
Den Haag | 980 | 1.030 | 870 | 820 | 890 | |
's-Hertogenbosch | 1.370 | 840 | 870 | 770 | 940 | |
Landelijk | 4.680 | 3.770 | 3.720 | 4.180 | 4.830 | |
Bijzonder college | ||||||
Centrale Raad van Beroep | 7.460 | 7.820 | 6.910 | 5.510 | 5.600 |
In tabel 3 is het totaal aantal afgehandelde zaken weergegeven. Het aantal afgehandelde zaken is licht gegroeid met 4 procent vergeleken met 2020, maar ligt nog onder het niveau het aantal zaken dat voor de coronacrisis werd afgedaan. Net als in 2020 was vooral de eerder genoemde verminderde instroom van zaken de oorzaak. Daarnaast en was er bij het afhandelen van zaken op onderdelen nog een verstorende werking van de coronamaatregelen. Het aantal afgehandelde zaken was in 2021 wel groter dan het aantal inkomende zaken, dit betekent dat er werkvoorraad is weggewerkt. Voor meer over de werkvoorraad zie paragraaf 3.1.4.
De grootste groei (44 procent) was te zien bij het aantal afgehandelde belastingzaken bij de rechtbanken. Maar ook het aantal afgehandelde belastingzaken bij de gerechtshoven en strafzaken bij de gerechtshoven steeg fors, met respectievelijk 16 en 13 procent. Er was alleen een daling van afgehandelde vreemdelingenzaken en civiele handelszaken bij de rechtbanken.
Productie ten opzichte van de afspraken met de minister van JenV
Over de productie van de Rechtspraak, dus het aantal zaken dat de Rechtspraak gefinancierd krijgt, worden afspraken gemaakt met de minister van JenV. Die afspraken zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op voorspellingen van het aantal zaken dat zal worden aangebracht. Deze voorspellingen worden samen met het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) op basis van prognosemodellen berekend. Na afloop van het boekjaar, dat gelijk is aan het kalenderjaar, vindt verrekening plaats van de werkelijke productie ten opzichte van de afspraken. Als de Rechtspraak meer zaken behandelt dan afgesproken, dan krijgt de Rechtspraak een aanvullende financiering. Worden er minder zaken behandeld dan afgesproken, dan moet er worden terugbetaald. In tabel 4 is weergegeven hoe de productie van 2021 zich verhoudt tot de afspraken die hierover met de minister van JenV zijn gemaakt.
In 2021 lag de productie in aantallen zaken ongeveer 15 procent lager dan afgesproken met de minister van JenV. Bij civiel handel in eerste aanleg lag de productie zelfs 36 procent lager dan was afgesproken en bij de vreemdelingenzaken lag de productie 32 procent lager dan was afgesproken. Ook bij civiel handel bij de gerechtshoven, civiel kanton en bestuur bij de rechtbanken lag de productie ruim 10 procent onder de afgesproken aantallen. Voor al deze groepen zaken geldt dat de instroom is achtergebleven bij de verwachtingen. Er waren ook 2 groepen zaken waar de productie hoger lag dan de afspraken met de minister van JenV: bij de CRvB en bij de belastingzaken bij de rechtbanken.
Het achterblijven van de instroom en de productie ten opzichte van de verwachtingen in 2021 is een direct gevolg van de coronacrisis. Het ministerie van JenV en de Raad hebben daarom afgesproken dat in 2021, net als in 2020, voor die zaken die minder zijn afgehandeld vergeleken met de afspraken gebruik kan worden gemaakt van de hardheidsclausule. Dit betekent dat het minderwerk ten opzichte van de afspraken niet hoeft te worden terugbetaald en dat het budget van de Rechtspraak ongewijzigd blijft.
Begroting afspraken in aantallen | Productie in aantallen | Productie t.o.v afspraken | ||
---|---|---|---|---|
Rechtbanken | ||||
Kanton | 1.062.270 | 877.250 | 83% | |
Civiel handel* | 86.020 | 55.380 | 64% | |
Civiel familie | 193.450 | 181.100 | 94% | |
Straf | 178.450 | 167.010 | 94% | |
Bestuur | 36.800 | 32.900 | 89% | |
Vreemdelingenkamers | 40.770 | 27.810 | 68% | |
Belasting | 30.240 | 31.400 | 104% | |
Gerechtshoven | ||||
Civiel handel | 8.210 | 6.610 | 81% | |
Civiel familie | 5.350 | 5.270 | 99% | |
Straf | 30.820 | 28.800 | 93% | |
Belasting | 4.890 | 4.830 | 99% | |
Bijzonder college | ||||
Centrale Raad van Beroep | 5.170 | 5.600 | 108% | |
Totaal | 1.682.440 | 1.423.960 | 85% |
De Rechtspraak zoekt steeds naar verbinding met de samenleving. Conflictdiagnose en regievoering door de rechter zijn daarbij instrumenten met als doel geschil en conflictoplossing op maat. Deze geschiloplossing kan vorm krijgen door mediation naast rechtspraak. In civiele en bestuursrechtelijke zaken is dat al langere tijd het geval. De rechter beslist, schikt óf verwijst in die zaken naar mediation.
Dit kan op elk moment in de procedure. De mediator die de mediation begeleidt, is een onafhankelijke professional die aan bepaalde kwaliteitsvoorwaarden moet voldoen. Partijen beslissen zelf over de afspraken die zij met elkaar willen maken. De mediation kan naast de juridische aspecten ook ingaan op andere aspecten van een conflict.
Naast de bestaande manieren van verwijzingen in lopende procedures, bestaat in sommige situaties ook de mogelijkheid van een combinatievorm; in dat geval starten partijen eerst met een mediationtraject en volgt daarna een rechterlijke beslissing. Als er bijvoorbeeld nog 1 juridisch geschilpunt overblijft, is het mogelijk dit punt aan de rechter voor te leggen en daarna de mediation voort te zetten.
Bij mediation in strafzaken gaat het om herstel. Dit is een reguliere voorziening die voor partijen kosteloos is. Het wordt gefinancierd door het ministerie van JenV. Het beleidskader herstelrechtvoorzieningen gedurende het strafrecht bepaalt dat in iedere lopende strafzaak waar een herstelbereidheid of een herstelbehoefte bij de betrokken partijen bestaat, eerst de mogelijkheid van mediation moet worden onderzocht. Mensen hebben soms meer nodig dan alleen een oordeel van de rechter. Verdachte en slachtoffer krijgen de kans om onder begeleiding van 2 speciaal opgeleide mediators met elkaar in gesprek te gaan en op die manier te werken aan emotioneel en financieel herstel. Een verdachte die spijt heeft, kan zijn verantwoordelijkheid nemen. Het slachtoffer bepaalt zelf of hij/zij de excuses van de verdachte ook kan/wil aanvaarden. Een slachtoffer dat kampt met de gevolgen van wat er is gebeurd, kan de verdachte bovendien daarmee confronteren en antwoorden krijgen op de vragen waarmee hij/zij zit. De uitkomst van de mediation wordt gedeeld met de officier van justitie of de rechter.
Bij elk gerecht is een mediationbureau ingericht dat zich bezighoudt met de verwijzingen naar mediation en daaraan gerelateerde vormen van conflictoplossing. De mediationbureaus zijn eenvoudig benaderbaar voor mensen van binnen en buiten de organisatie. De mediationfunctionarissen werken rechtsgebied overstijgend en communiceren in klare taal. De menselijke maat staat centraal.
Mediation in strafzaken is een samenwerkingsverband tussen het OM en de Rechtspraak, waarbij zowel de officier van justitie als de rechter verwijzer kunnen zijn. De mediationbureaus ontvangen een vergoeding voor de werkzaamheden die zij verrichten in het kader van de aanmelding.
In tabel 5 wordt het landelijke beeld gegeven van het aantal mediations.
Totaal gerechten | Aantal verwijzingen | Aantal verwijzingen | Gestarte mediations | Afgeronde mediations | Percentage volledige overeenstemming | Percentage overeenstemming met schadevergoeding (straf) | Percentage gedeeltelijke overeenstemming | Percentage zonder overeenstemming |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2021 | 2020* | 2021 | 2021 | 2021 | 2021 | 2021 | 2021 | |
Bestuur | 35 | 32 | 21 | 21 | 42,9 | 0,0 | 0,0 | 57,1 |
Civiel - familie en jeugd | 1.191 | 1.115 | 989 | 996 | 46,3 | 0,0 | 10,1 | 43,6 |
Civiel - handel | 199 | 143 | 169 | 126 | 35,7 | 0,0 | 5,6 | 58,7 |
Kanton | 66 | 53 | 49 | 44 | 34,1 | 0,0 | 6,8 | 59,1 |
Straf | 1.346 | 1.151 | 787 | 749 | 59,9 | 20,2 | 3,2 | 16,7 |
Totaal | 2.837 | 2.494 | 2.015 | 1.936 | 50,6 | 7,8 | 7,0 | 34,7 |
*In het Jaarverslag van de Rechtspraak 2020 zijn de cijfers van maatschappelijk effectieve rechtspraak (MER) meegeteld bij het aantal verwijzingen naar mediation. | Dit jaar is besloten om dat niet meer te doen. Het totale aantal verwijzingen in 2020 moet daarom niet 2.513, maar 2.494 zaken zijn. |
Aantal verwijzingen naar mediation in alle rechtsgebieden gestegen
Na een forse daling van het aantal verwijzingen naar mediation (en ook het aantal gestarte en afgeronde mediations) in 2020 zijn die aantallen in 2021 weer wat gestegen. De afname in 2020 was logischerwijs te wijten aan de maatregelen die zijn getroffen in verband met de voorkoming van verspreiding van het coronavirus. Ook in 2021 zijn de effecten van de coronamaatregelen (zoals de nog altijd beperkte mogelijkheden om fysieke bijeenkomsten te houden) nog steeds zichtbaar in de cijfers, hoewel in wat mindere mate dan in 2020.
Het totale aantal verwijzingen naar mediation in 2021 was 2.837, een toename van 11,1 procent ten opzichte van 2020. Hoewel er verschillen zijn per rechtsgebied, is het aantal verwijzingen in alle rechtsgebieden gestegen. Hetzelfde geldt voor het aantal gestarte en afgeronde mediations, met uitzondering van de sector bestuur, waar het aantal gestarte en afgeronde mediations wat achterbleef bij het aantal verwijzingen naar mediation in 2020.
Net als in 2020 is ook in 2021 het vaakst naar mediation verwezen in het rechtsgebied straf: 1.346 keer. Dat komt neer op ruim 47 procent van alle verwijzingen. Binnen het rechtsgebied familie en jeugd (civiel), dat van oudsher verantwoordelijk was voor de meeste verwijzingen, werd in 2021 1.191 keer (bijna 42 procent van het totaal) naar mediation verwezen.
Het percentage mediations dat met volledige of gedeeltelijke overeenstemming werd afgesloten, is nagenoeg gelijk gebleven: 65,4 procent. Voor alle rechtsgebieden samen lag het percentage volledige overeenstemming (al dan niet met afspraken over schadevergoeding) op 58,4 procent en het percentage gedeeltelijke overeenstemming op 7 procent.
Mediations in strafzaken kenmerken zich in het algemeen door een korte doorlooptijd en een hoog ‘slagingspercentage’: ruim 80 procent wordt afgesloten met volledige overeenstemming tussen de partijen (al dan niet met afspraken over schadevergoeding).
Een bijzondere stijging is te zien bij mediation in jeugdstrafzaken, waar in 2021 397 zaken werden verwezen, meer dan ooit daarvoor. Positief is ook dat in maar liefst 91.2 procent van de gestarte jeugdzaken vervolgens overeenstemming werd bereikt.
Waarom verwijzen naar mediation?
Het belangrijkste argument voor de rechter om de zaak naar een mediator te verwijzen is nog altijd het feit dat partijen met elkaar verder moeten (51 procent). Ook de gedachte dat een rechterlijke uitspraak geen echte oplossing biedt voor het conflict, wordt regelmatig als reden genoemd (41 procent). Voor de deelnemende partijen zijn het advies van de rechter (38 procent), de relatie met de wederpartij (23 procent) en de verwachting dat mediation een betere oplossing zal bieden dan een uitspraak van de rechter (17 procent) de vaakst genoemde redenen om voor mediation te kiezen.
Partijen zijn overwegend positief over het mediationproces en over de mediator. Van hen was ruim 64 procent in 2021 tevreden of zeer tevreden over het mediationproces en 82 procent tevreden of zeer tevreden over de mediator. Het is een bekend gegeven dat de tevredenheid over het proces in het algemeen wat lager ligt dan de tevredenheid over de mediator, omdat de uitkomst van de mediation bij de tevredenheid over het proces een grotere rol speelt.
Op de vraag wat het belangrijkste neveneffect van de mediation is geweest, ook al heeft deze niet tot overeenstemming tussen de partijen geleid, werden een verbeterde communicatie met de wederpartij (26 procent), meer begrip voor de wederpartij (15 procent) en een beter inzicht in het eigen aandeel (11 procent) het vaakst als belangrijkste neveneffect genoemd. Daarnaast werd in 24 procent van de zaken vastgelegd dat er sprake was van ‘een ander neveneffect’. Slechts 24 procent van de partijen gaf aan dat er geen enkel (positief) neveneffect was bij deze afgeronde mediations (zonder overeenstemming).
Tabel 6 laat zien hoe de gemiddelde personele bezetting en het aantal afgehandelde zaken zich in de afgelopen jaren hebben ontwikkeld. In de bezettingscijfers, zoals gepresenteerd in paragraaf 3.2, is zichtbaar dat de personeelsomvang eind 2021 hoger was dan eind 2020. De capaciteitsuitbreiding van de afgelopen jaren is nodig voor het verlagen van de werkdruk, het kunnen werken volgens de professionele standaarden en om rekening te houden met natuurlijk verloop (de vervangingsvraag). De gemiddelde bezetting is in 2021 ten opzichte van 2020 met 3,2 procent toegenomen. Het zaakvolume (werklast) nam met bijna hetzelfde toe (3 procent), waardoor de arbeidsproductiviteitsindicator als resultante stabiel blijft ten opzichte van 2020 (-0,3 procent).
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | groei 2021 (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|
Gemiddelde bezetting rechters en raadsheren | 100 | 103 | 103 | 105 | 107 | 2,3% |
Gemiddelde bezetting ondersteuning | 100 | 101 | 102 | 107 | 110 | 3,6% |
Gemiddelde bezetting totaal | 100 | 102 | 103 | 106 | 110 | 3,2% |
Gewogen zaaksvolume | 100 | 94 | 92 | 78 | 81 | 3,0% |
Zaaksvolume per arbeidsjaar: arbeidsproductiviteit | 100 | 92 | 89 | 74 | 74 | -0,3% |
Tabel 7 geeft een beeld van de kostenontwikkeling, gecorrigeerd voor inflatie van lonen en prijzen bij de overheid. De totale voor inflatie gecorrigeerde kosten die de Rechtspraak heeft gemaakt, zijn in 2021 toegenomen met 4,9 procent. Deze stijging komt overeen met de verwachte stijging zoals in de begroting van de Rechtspraak was weergegeven.
In vergelijking met 2020 is het zaakvolume in 2021 toegenomen, maar minder dan de kosten. Dit zorgt ervoor dat de kostenproductiviteit in 2021 is afgenomen met 1,9 procent.
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | groei 2021 (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|
Personele kosten | 100 | 97 | 98 | 99 | 104 | 4,6% |
Overige (materiële) kosten | 100 | 96 | 101 | 103 | 109 | 6,0% |
Totale kosten | 100 | 97 | 99 | 100 | 105 | 4,9% |
Gewogen zaaksvolume | 100 | 94 | 92 | 78 | 81 | 3,0% |
Zaaksvolume per ingezette euro: kostenproductiviteit | 100 | 97 | 93 | 78 | 77 | -1,9% |
Alle gerechten hebben een zogenoemde werkvoorraad. Dit zijn zaken die wachten op behandeling, of zijn binnengekomen maar nog niet zijn afgedaan. De werkvoorraad bij de Rechtspraak is eind 2021 met 11 procent gedaald ten opzichte van de werkvoorraad eind 2020 en kwam uit op iets meer dan 346.000 zaken. Daarmee is de stijging van de werkvoorraad in 2020 volledig weggewerkt. De jaren 2020 en 2021 zijn door de gevolgen van de coronacrisis niet representatief voor de jaarlijkse in- en uitstroom van zaken bij de Rechtspraak.
Het aantal zaken dat instroomde was lager dan in andere jaren en ook het aantal zaken dat uitstroomde lag lager. De totale werkvoorraad nam in 2021 af met ongeveer 45.000 zaken ten opzichte van de voorraad een jaar eerder.
Bij de rechtbanken is een duidelijke daling zichtbaar in de werkvoorraden van alle rechtsgebieden, met uitzondering van het strafrecht. Bij de CRvB is de voorraad gedaald met ongeveer 1.000 zaken. De daling was met name zichtbaar bij de sociale zekerheidszaken. De werkvoorraadontwikkeling bij de gerechtshoven laat een meer gevarieerd beeld zien en nam in totaliteit licht af. Straf- en handelszaken namen af terwijl familie- en belastingzaken toenamen. Met name belastingzaken kenden in 2021 een forse toename. Bij de rijksbelastingen was de toename het grootst bij zaken over de belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Bij de overige belastingzaken was de toename duidelijk zichtbaar bij zaken betreffende de WOZ-zaken.
Werk-voorraad eind 2020 * | Instroom zaken 2021 | Uitstroom zaken 2021 | Werk-voorraad eind 2021 | Ontwikkeling werkvoorraad 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
gerelateerd aan instroom | vergeleken met voorraad 2020 | |||||
Rechtbanken | 344.750 | 1.335.060 | 1.378.340 | 301.470 | -3% | -13% |
Kanton | 152.980 | 850.020 | 877.250 | 125.750 | -3% | -18% |
Civiel handel | 42.640 | 53.450 | 60.870 | 35.220 | -14% | -17% |
Civiel familie | 33.700 | 177.220 | 181.100 | 29.820 | -2% | -12% |
Straf | 45.790 | 168.900 | 167.010 | 47.680 | 1% | 4% |
Bestuur | 24.790 | 32.560 | 32.900 | 24.450 | -1% | -1% |
Vreemdelingenkamer | 10.990 | 25.350 | 27.810 | 8.530 | -10% | -22% |
Belasting | 33.860 | 27.560 | 31.400 | 30.020 | -14% | -11% |
Gerechtshoven | 38.550 | 45.040 | 45.510 | 38.080 | -1% | -1% |
Civiel handel | 7.180 | 6.210 | 6.610 | 6.780 | -6% | -6% |
Civiel familie | 2.970 | 5.700 | 5.270 | 3.400 | 8% | 14% |
Straf | 23.790 | 26.510 | 28.800 | 21.500 | -9% | -10% |
Belasting | 4.610 | 6.620 | 4.830 | 6.400 | 27% | 39% |
Bijzonder college | 7.720 | 4.640 | 5.600 | 6.760 | -21% | -12% |
Centrale Raad van Beroep | 7.720 | 4.640 | 5.600 | 6.760 | -21% | -12% |
Totaal | 391.020 | 1.384.740 | 1.429.450 | 346.310 | -3% | -11% |
* Onderdeel ‘werkvoorraad eind 2020’ is voor vergelijkingsdoeleinden aangepast. |
De doorlooptijd is gedefinieerd als de totale tijd die verstrijkt tussen het instromen en het uitstromen van een zaak bij 1 gerechtelijke instantie. Eind 2019 heeft de Rechtspraak nieuwe standaarden voor doorlooptijden ontwikkeld. Dit jaar wordt in het jaarverslag voor het eerst gerapporteerd op basis van deze nieuwe normen.
Binnen het programma Tijdige rechtspraak 2020-2023 werken de gerechten samen om de nieuwe standaarden waar te maken. Hierover is meer te lezen in paragraaf 2.1 van dit jaarverslag. Om goed te kunnen sturen op de doorlooptijden, is gedegen managementinformatie nodig. Hierdoor is te zien hoe het staat met de rechtszaken en waar het eventueel (logistiek) spaak loopt in een procedure. Momenteel is de uitwerking van de managementinformatie voor vrijwel alle rechtsgebieden reeds een eind gevorderd. Voor de rechtsgebieden bestuur (zowel eerste als tweede aanleg) en handel/kanton (eerste aanleg) is de managementinformatie zo vergevorderd dat hierover in het jaarverslag 2021 kan worden gerapporteerd. Naar verwachting zal in het jaarverslag 2022 ook over de andere rechtsgebieden gerapporteerd kunnen worden.
De standaarden gelden in beginsel voor alle zaken. Uiteraard kan niet iedere zaak de standaardprocedure doorlopen en komt het regelmatig voor dat er aanvullende processtappen nodig zijn, die ook extra tijd vragen. Dergelijke zijstappen zijn bijvoorbeeld een deskundigenonderzoek of een mediationtraject. Wanneer vanwege de aard van de zaak extra tijd nodig is, wordt de standaard hierop aangepast. Dit is gedaan door de meest voorkomende ‘aanvullende processtappen’ te definiëren en hiervoor een aparte doorlooptijdstandaard te stellen. Ook bij extra handelingen is het immers wenselijk om duidelijk voor ogen te hebben naar welke kwaliteit wordt gestreefd in termen van doorlooptijd. Op deze manier doen de standaarden recht aan wat een zaak inhoudelijk nodig heeft, en kan er ook goed uitgelegd worden waarom bepaalde zaken meer tijd nodig hebben. Voor de tabellen in deze paragraaf geldt dat alleen de hoofdstromen zijn opgenomen. Gerealiseerde doorlooptijden zijn wat betreft zijstappen nog niet beschikbaar.
In tabel 9 staan de percentages van de in 2021 uitgestroomde bestuurszaken die zijn afgehandeld binnen de voor die zaakstroom afgesproken doorlooptijdstandaard.
Bestuur | Standaard | 2021 |
---|---|---|
Rechtbanken | ||
Bestuur algemeen | ||
Bestuur algemeen (1e aanleg) EK | 140 dagen | 8% |
Bestuur algemeen (1e aanleg) MK | 154 dagen | 3% |
Voorlopige voorzieningen (bestuur) | 28 dagen | 38% |
Vreemdelingenzaken | ||
Vreemdelingenkamer regulier | 140 dagen | 19% |
Verlengde asielprocedure lang | 140 dagen | 29% |
Verlengde asielprocedure kort, algemene asielprocedure en asielprocedure Dublinzaak | 28 dagen | 23% |
Bewaringzaak vervolg bewaringberoep zonder zitting | 14 dagen | 91% |
Bewaringszaak eerste beroep bewaring of vervolgberoep bewaring met zitting | 21 dagen | 86% |
Belasting | ||
Rijksbelasting (eerste aanleg) | 294 dagen | 14% |
Lokale belasting (eerste aanleg) | 294 dagen | 32% |
Voorlopige voorzieningen (belasting) | 28 dagen | 8% |
Gerechtshoven | ||
Belasting (hoger beroep) | 365 dagen | 33% |
Bijzondere colleges | ||
CRvB (hoger beroep) | 252 dagen | 3% |
CRvB voorlopige voorzieningen (bestuur) | 28 dagen | 2% |
CBb (eerste en enige aanleg en hoger beroep) | 273 dagen | 8% |
CBb voorlopige voorzieningen (bestuur) | 28 dagen | 40% |
In tabel 10 staan de percentages van de in 2021 uitgestroomde handel en kantonzaken (eerste aanleg), die zijn afgedaan binnen de voor die zaakstroom afgesproken doorlooptijdstandaard.
Handel/kanton | Standaard | 2021 |
---|---|---|
Rechtbanken | ||
Verzoekschriften (rechtbank kanton) | 112 dagen | 78% |
Verzoekschriften (kanton) WWZ-zaken | 112 dagen | 80% |
Verzoekschriften (rechtbank handel) | 126 dagen | 72% |
Kort geding (handel eerste aanleg) | 35 dagen | 48% |
Kort geding (kanton) | 35 dagen | 44% |
Dagvaarding zonder verweer (kanton eerste aanleg) | 14 dagen | 75% |
Dagvaarding zonder verweer (handel eerste aanleg) | 42 dagen | 75% |
Dagvaarding met verweer (kanton eerste aanleg) | 140 dagen | 43% |
Dagvaarding met verweer (handel eerste aanleg) EK | 252 dagen | 38% |
Dagvaarding met verweer (handel eerste aanleg) MK | 280 dagen | 11% |
Zoals te zien in de tabellen loopt het aandeel zaken waarin de standaard wordt behaald zeer uiteen per zaakstroom. Bij het beoordelen van de doorlooptijden is het van belang om rekening te houden met:
• Het wegwerken van achterstanden. Het inzetten op het wegwerken van achterstanden zorgt ervoor dat in 2021 ook veel oudere zaken zijn opgepakt en afgedaan. Dit heeft een negatief effect op de geregistreerde doorlooptijden;
• De coronamaatregelen. De invloed van de coronamaatregelen is per zaakstroom verschillend. In verschillende rechtsgebieden was er een geringere instroom dan voor de coronacrisis. In andere rechtsgebieden zorgden de coronamaatregelen ervoor dat er minder zittingen konden plaatsvinden, waardoor de afdoening langer duurde.
Op dit moment wordt door de Rechtspraak middels het programma Tijdige rechtspraak gewerkt aan het doorvoeren van duurzame organisatieverbeteringen gericht op het stapsgewijs verkorten van de doorlooptijden en het vergroten van de voorspelbaarheid richting rechtzoekenden. Dit ziet onder andere op het aanpassen van processen en werkwijzen, het verbeteren van het rooster- en planproces en het ontwikkelen van sturingsinformatie. Deze verbeteringen hebben op langere termijn effect.
Daarnaast is de aanwezigheid van voldoende rechterlijke capaciteit een belangrijke randvoorwaarde. In 2021 was er nog steeds een tekort aan rechterlijke capaciteit. Dit zal de komende jaren een belangrijk aandachtspunt blijven.
Kwaliteitsnorm: meervoudige afdoening (MK-afdoening)
In eerste aanleg moeten rechters de ruimte hebben om een zaak meervoudig (met 3 personen) af te doen. De rechter bepaalt of een zaak enkelvoudig of meervoudig wordt afgedaan. Zaken die voor een meervoudige afhandeling in aanmerking komen, zijn complexe zaken, zaken over principiële rechtsvragen of zaken die grote maatschappelijke onrust met zich meebrengen. Meervoudigheid bevordert de (juridische) kwaliteit van een uitspraak.
Voor de meeste rechtsgebieden is het percentage zaken dat wordt afgedaan door een meervoudige kamer (MK) door de tijd redelijk stabiel. Voor de rechtsgebieden straf en belasting zijn wel verschuivingen zichtbaar in 2021, die worden hieronder verder geduid.
In 2020 zijn tussen de Rechtspraak en het OM tijdelijke afspraken gemaakt om de door de coronacrisis ontstane achterstanden in strafzaken zo snel mogelijk weg te werken. 1 van de afspraken is dat zowel in de eerste als in de tweede aanleg sommige zaken die voorheen meervoudig zouden worden afgedaan, nu enkelvoudig kunnen worden afgedaan. Een andere afspraak is dat sommige zaken die voorheen enkelvoudig bij de rechtbanken werden afgedaan, nu door het OM met een strafbeschikking kunnen worden afgedaan.
Deze tijdelijke afspraken, die ook golden in 2021, kunnen invloed hebben op het percentage meervoudige afdoeningen bij strafzaken. Bij de rechtbanken was in 2021 het aandeel strafzaken dat werd behandeld op een politierechterzitting waar zwaardere zaken dan normaal aan bod kwamen (de PR+zitting) in plaats van op een MK-zitting, vrij beperkt ten opzichte van het totale aantal strafzaken. Het effect van de tijdelijke afspraken op het percentage MK-afdoening was daardoor beperkt bij de rechtbanken. Bij de gerechtshoven is veel vaker dan bij de rechtbanken gebruikgemaakt van de tijdelijke afspraken. Hierdoor is bij gerechtshoven het aandeel strafzaken dat door een enkelvoudig kamer is behandeld toegenomen en het aandeel dat door een meervoudige kamer is behandeld gedaald.
Relatief meer belastingzaken bij de rechtbanken zijn in 2021 meervoudig afgedaan. Dit heeft te maken met een groot cluster dividendzaken dat in 2021 meervoudig is afgedaan bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Bij belastingzaken bij gerechtshoven is juist te zien dat er relatief minder zaken meervoudig zijn afgedaan in 2021. Dit is met name zichtbaar bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en hangt samen met een specifiek project waarbij bepaalde BPM-zaken enkelvoudig werden afgedaan.
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Rechtbanken | ||||||
Civiel handel | 7% | 7% | 6% | 7% | 7% | |
Civiel familie | 2% | 2% | 2% | 1% | 1% | |
Bestuur | 12% | 12% | 13% | 11% | 10% | |
Vreemdelingenkamers | 2% | 2% | 1% | 1% | 2% | |
Belasting | 27% | 20% | 28% | 23% | 36% | |
Strafrecht | 16% | 17% | 16% | 17% | 17% | |
Gerechtshoven | ||||||
Belasting | 92% | 94% | 95% | 92% | 84% | |
Strafrecht | 96% | 95% | 91% | 86% | 74% |
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Civiel handel | Percentage meervoudige kamer | |||||
Amsterdam | 6% | 6% | 6% | 8% | 7% | |
Den Haag | 12% | 9% | 7% | 11% | 10% | |
Gelderland | 7% | 6% | 9% | 7% | 8% | |
Limburg | 2% | 6% | 3% | 3% | 2% | |
Midden-Nederland | 5% | 10% | 7% | 6% | 6% | |
Noord-Holland | 10% | 9% | 7% | 8% | 7% | |
Noord-Nederland | 10% | 5% | 5% | 8% | 6% | |
Oost-Brabant | 3% | 6% | 5% | 7% | 5% | |
Overijssel | 8% | 6% | 8% | 8% | 14% | |
Rotterdam | 7% | 7% | 7% | 10% | 7% | |
Zeeland-West-Brabant | 1% | 2% | 2% | 5% | 4% | |
Landelijk | 7% | 7% | 6% | 7% | 7% | |
Civiel familie | Percentage meervoudige kamer | |||||
Amsterdam | 0,10% | 3,00% | 3,50% | 1,10% | 1,30% | |
Den Haag | 2,10% | 1,60% | 2,30% | 1,50% | 2,10% | |
Gelderland | 0,40% | 0,40% | 0,20% | 0,30% | 0,20% | |
Limburg | 0,40% | 1,80% | 1,50% | 1,50% | 1,70% | |
Midden-Nederland | 2,00% | 1,30% | 2,20% | 0,40% | 0,80% | |
Noord-Holland | 2,70% | 2,90% | 2,80% | 1,90% | 2,20% | |
Noord-Nederland | 0,80% | 0,80% | 1,10% | 0,20% | 0,50% | |
Oost-Brabant | 0,00% | 0,00% | 0,70% | 0,20% | 0,50% | |
Overijssel | 5,40% | 3,90% | 5,00% | 2,10% | 2,80% | |
Rotterdam | 2,00% | 1,60% | 1,20% | 0,90% | 1,20% | |
Zeeland-West-Brabant | 2,70% | 2,70% | 5,10% | 2,10% | 1,70% | |
Landelijk | 1,50% | 1,70% | 2,10% | 1,00% | 1,30% | |
Bestuur | Percentage meervoudige kamer | |||||
Amsterdam | 9% | 10% | 15% | 8% | 9% | |
Den Haag | 7% | 12% | 7% | 11% | 7% | |
Gelderland | 13% | 14% | 12% | 8% | 7% | |
Limburg | 14% | 8% | 8% | 15% | 9% | |
Midden-Nederland | 9% | 13% | 9% | 9% | 10% | |
Noord-Holland | 21% | 12% | 13% | 9% | 13% | |
Noord-Nederland | 14% | 15% | 14% | 12% | 10% | |
Oost-Brabant | 15% | 18% | 25% | 24% | 17% | |
Overijssel | 14% | 12% | 17% | 12% | 10% | |
Rotterdam | 13% | 10% | 7% | 5% | 8% | |
Zeeland-West-Brabant | 10% | 12% | 17% | 9% | 12% | |
Landelijk | 12% | 12% | 13% | 11% | 10% | |
Vreemdelingenkamers | Percentage meervoudige kamer | |||||
Amsterdam | 2,30% | 3,20% | 2,00% | 1,40% | 1,90% | |
Den Haag | 0,80% | 1,20% | 1,10% | 0,90% | 0,70% | |
Gelderland | 0,80% | 3,30% | 2,60% | 1,40% | 6,50% | |
Limburg | 2,50% | 0,80% | 0,60% | 0,50% | 0,70% | |
Midden-Nederland | 2,30% | 3,60% | 1,40% | 3,00% | 1,80% | |
Noord-Holland | 1,50% | 1,20% | 1,50% | 1,40% | 3,10% | |
Noord-Nederland | 1,70% | 0,90% | 1,80% | 0,40% | 1,80% | |
Oost-Brabant | 4,40% | 5,30% | 1,10% | 1,00% | 2,40% | |
Overijssel | 2,20% | 2,30% | 1,50% | 4,20% | 3,80% | |
Rotterdam | 1,80% | 0,80% | 0,60% | 1,40% | 1,10% | |
Zeeland-West-Brabant | 0,80% | 0,90% | 0,90% | 0,40% | 1,40% | |
Landelijk | 1,80% | 1,70% | 1,40% | 1,40% | 2,20% | |
Rijksbelasting | Percentage meervoudige kamer | |||||
Amsterdam | ||||||
Den Haag | 27% | 15% | 14% | 12% | 20% | |
Gelderland | 33% | 25% | 31% | 51% | 35% | |
Limburg | ||||||
Midden-Nederland | ||||||
Noord-Holland | 22% | 28% | 57% | 21% | 19% | |
Noord-Nederland | 16% | 21% | 26% | 11% | 15% | |
Oost-Brabant | ||||||
Overijssel | ||||||
Rotterdam | ||||||
Zeeland-West-Brabant | 34% | 21% | 21% | 15% | 54% | |
Landelijk | 27% | 20% | 28% | 23% | 36% | |
Straf | Percentage meervoudige kamer | |||||
Amsterdam | 19% | 21% | 21% | 22% | 27% | |
Den Haag | 14% | 15% | 15% | 15% | 13% | |
Gelderland | 14% | 16% | 15% | 18% | 14% | |
Limburg | 16% | 15% | 21% | 16% | 18% | |
Midden-Nederland | 13% | 13% | 14% | 14% | 15% | |
Noord-Holland | 18% | 15% | 13% | 16% | 11% | |
Noord-Nederland | 15% | 18% | 12% | 13% | 17% | |
Oost-Brabant | 16% | 19% | 17% | 16% | 18% | |
Overijssel | 18% | 20% | 19% | 18% | 21% | |
Rotterdam | 17% | 19% | 19% | 21% | 21% | |
Zeeland-West-Brabant | 13% | 13% | 13% | 13% | 15% | |
Landelijk | 16% | 17% | 16% | 17% | 17% |
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Belastingzaken | Percentage meervoudige kamer | |||||
Amsterdam | 90% | 95% | 98% | 91% | 84% | |
Arnhem-Leeuwarden | 89% | 91% | 95% | 91% | 71% | |
Den Haag | 97% | 97% | 96% | 97% | 100% | |
's-Hertogenbosch | 92% | 94% | 93% | 90% | 92% | |
Landelijk | 92% | 94% | 95% | 92% | 84% | |
Strafzaken | Percentage meervoudige kamer | |||||
Amsterdam | 98% | 98% | 93% | 86% | 67% | |
Arnhem-Leeuwarden | 95% | 94% | 86% | 89% | 79% | |
Den Haag | 94% | 94% | 90% | 83% | 70% | |
's-Hertogenbosch | 97% | 97% | 96% | 87% | 77% | |
Landelijk | 96% | 95% | 91% | 86% | 74% |
De stijgende lijn wat betreft het aantal gepubliceerde uitspraken in het uitsprakenregister op rechtspraak.nl, zet zich door. Om ervoor te zorgen dat ondanks de in 2021 geldende coronamaatregelen partijen en andere belangstellenden (snel) kennis konden nemen van een uitspraak, hebben gerechten zich ervoor ingezet om zoveel mogelijk uitspraken te publiceren. Het resultaat daarvan is terug te zien in de publicatiecijfers.
2007 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gepubliceerde uitspraken | 17.100 | 27.900 | 29.900 | 31.100 | 38.000 | 45.100 |
Per 1.000 relevante uitspraken* | 19 | 41 | 46 | 47 | 72 | 78 |
*Bij de bepaling van het totale aantal relevante afdoeningen worden zaken zonder uitspraak en uitspraken die vrijwel nooit het publiceren waard zijn (bijvoorbeeld verstekvonnissen) niet meegeteld. |
2007 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gepubliceerde uitspraken | 8.300 | 14.100 | 15.300 | 15.500 | 22.500 | 27.000 |
Per 1.000 relevante uitspraken* | 8 | 24 | 27 | 27 | 50 | 54 |
*Bij de bepaling van het totale aantal relevante afdoeningen worden zaken zonder uitspraak en uitspraken die vrijwel nooit het publiceren waard zijn (bijvoorbeeld verstekvonnissen) niet meegeteld. Voor de vergelijkbaarheid tussen rechtbanken zijn de gepubliceerde uitspraken van de Vreemdelingenkamer niet meegenomen; die staan immers vrijwel allemaal op naam van de rechtbank Den Haag. |
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|---|---|
Amsterdam | 30 | 39 | 44 | 58 | 56 |
Den Haag | 25 | 32 | 30 | 58 | 49 |
Gelderland | 27 | 26 | 24 | 32 | 31 |
Limburg | 32 | 28 | 25 | 42 | 46 |
Midden-Nederland | 19 | 24 | 24 | 47 | 52 |
Noord-Holland | 21 | 25 | 24 | 76 | 69 |
Noord-Nederland | 21 | 28 | 21 | 28 | 34 |
Oost-Brabant | 18 | 18 | 18 | 28 | 28 |
Overijssel | 27 | 28 | 27 | 42 | 51 |
Rotterdam | 24 | 30 | 32 | 75 | 80 |
Zeeland-West-Brabant | 16 | 13 | 20 | 37 | 80 |
Totaal rechtbanken | 24 | 27 | 27 | 50 | 54 |
*Bij de bepaling van het totale aantal relevante afdoeningen worden zaken zonder uitspraak en uitspraken die vrijwel nooit het publiceren waard zijn (bijvoorbeeld verstekvonnissen) niet meegeteld. Voor de vergelijkbaarheid tussen rechtbanken zijn de gepubliceerde VK-uitspraken niet meegenomen: die staan immers vrijwel allen op naam van rechtbank Den Haag. |
2007 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gepubliceerde uitspraken | 3.200 | 8.200 | 8.600 | 9.500 | 9.000 | 10.400 |
Per 1.000 relevante uitspraken* | 57 | 180 | 203 | 233 | 256 | 267 |
* Bij de bepaling van het totale aantal relevante afdoeningen worden zaken zonder uitspraak en uitspraken die vrijwel nooit het publiceren waard zijn (bijvoorbeeld verstekvonnissen) niet meegeteld. |
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|---|---|
Amsterdam | 278 | 341 | 370 | 323 | 385 |
Arnhem-Leeuwarden | 144 | 168 | 216 | 271 | 256 |
Den Haag | 114 | 120 | 134 | 140 | 145 |
's-Hertogenbosch | 228 | 230 | 241 | 288 | 295 |
Totaal gerechtshoven | 180 | 203 | 233 | 256 | 267 |
*Bij de bepaling van het totale aantal relevante afdoeningen worden zaken zonder uitspraak en uitspraken die vrijwel nooit het publiceren waard zijn (bijvoorbeeld verstekvonnissen) niet meegeteld. |
Partijen in een rechtszaak kunnen tegen de uitspraak in hoger beroep gaan om de zaak opnieuw te laten beoordelen. Het kan gaan om een herbeoordeling en aanvulling van feiten, van rechtsvragen en van motiveringen. Het hoger beroep heeft, in het verlengde van deze controlefunctie en herkansingsfunctie, ook een belangrijke functie bij de rechtsontwikkeling en het bewaken en bevorderen van de rechtseenheid.
Het is niet mogelijk informatie over de uitkomst van het hoger beroep in de analyses mee te nemen. Zo betekent vernietiging in hoger beroep van een vonnis niet automatisch dat door de rechter in eerste aanleg een onjuist oordeel is gegeven. Het oordeel van de hoger beroepsrechter kan bijvoorbeeld inhouden dat deze tot een andere beantwoording van een rechtsvraag is gekomen, waarover voordien nog geen duidelijkheid in de jurisprudentie bestond. Dit laatste is inherent aan de rechtsontwikkeling en rechtseenheidfunctie van het hoger beroep (en cassatie). Verder kan aanvulling van feiten (in vergelijking met behandeling in eerste aanleg) een rol hebben gespeeld bij afwijking van de rechterlijke beslissing in appel ten opzichte van het vonnis in eerste aanleg.
Het overgrote deel van de uitspraken in hoger beroep houdt stand en wordt door het hogere rechtscollege bevestigd. Daartoe kunnen ook de uitspraken worden gerekend die weliswaar op formele gronden worden vernietigd, maar waarbij het oordeel van de rechter in eerste aanleg materieel wel overeind is gebleven.
Bij de presentatie van de cijfers is gewerkt met 3-jaarsgemiddelden om een voldoende aantal appelzaken per zaakgroep over te houden en om zoveel mogelijk toevallige uitkomsten of fluctuaties te vermijden. Een andere reden om meerjaarsgemiddelden te nemen, is dat daarmee het tijdverschil tussen een afgedane zaak en de instroom in hoger beroep minder verstorend werkt. De meest rudimentaire vorm van een appelpercentage zou zijn door simpelweg de totale instroom bij de hoven te delen door de totale uitstroom bij de gerechten in eerste aanleg. Dat zou echter een ondeugdelijke indicator opleveren, omdat niet alle uitspraken in eerste aanleg appellabel zijn. Daarom is gekeken wat uit de noemer gehaald moest worden om een meer realistisch appelpercentage te verkrijgen.
In de tabellen is opgenomen wat het appelpercentage (periode 2019-2021) is, of het is toegenomen vergeleken met de periode 2012-2014 en of verschillen tussen rechtbanken in appelpercentage (zeer) groot of juist beperkt zijn. Tevens is de mate van intrekking van zaken vermeld en de ontwikkeling daarin. De oorzaken van de dalingen en stijgingen van de verschillende percentages zijn niet onderzocht. Een relatie met meer of minder actuele thema’s is dan ook speculatief.
In de berekeningen en tabellen zijn de verstekvonnissen buiten beschouwing gelaten, omdat men daartegen vrijwel nooit in hoger beroep gaat. Ook los van de verstekvonnissen gaat men tegen de door de kantonrechter behandelde handelszaken relatief weinig in hoger beroep. Het appelpercentage in deze zaken is wel gestegen vergeleken met de periode 2012-2014 (van 8 procent naar 13 procent).
Tegen 28 procent van de vonnissen in handelszaken (bodemzaken), die niet door de kantonrechter maar door de civiele rechter in eerste aanleg zijn behandeld, werd in 2019-2021 in hoger beroep gegaan. Het appelpercentage is veel hoger dan bij kantonzaken door het grotere financiële belang van de zaken. Men is minder geneigd om het erbij te laten zitten; er staat meer op het spel. Vanaf de periode 2013-2015 daalt dit appelpercentage jaarlijks licht.
Tegen vonnissen in kort gedingen gaat men gemiddeld in 19 procent van de gevallen in hoger beroep. Dit is 1 procentpunt hoger in vergelijking met vorig jaar. Bij familiezaken wordt zeer weinig in hoger beroep gegaan. In 2019-2021 ligt dat rond de 7 procent. De afgelopen 2 jaren is dit percentage met steeds 1 procentpunt gestegen.
Appelpercentage | Verschillen tussen rechtbanken | Intrekkingspercentage | |||
---|---|---|---|---|---|
2019 t/m 2021 | jaargroei* sinds 2012 | 2019 t/m 2021 | toe- afname sinds 2012 | ||
Handel kantonrechter | 13% | + | groot | 35% | = |
Handel civiele rechter | 28% | - | groot | 26% | 🡭 |
Kort gedingen | 19% | = | groot | 28% | = |
Familiezaken, niet kanton | 7% | + | beperkt | 11% | = |
* Jaargroei sinds 2012-2014: + is licht 2% t/m 4%, ++ is sterk 5% t/m 10%, +++ is zeer sterk >10% per jaar. |
Strafrecht, mate van appel
De appelpercentages en intrekkingspercentages voor strafrechtzaken laten een stabiel beeld zien. Een kleine afname van 2 procent ten opzichte van vorig jaar is zichtbaar bij de MK-zaken. Het intrekkingspercentage van deze MK-zaken is ook met 2 procentpunten afgenomen ten opzichte van 2020.
Appelpercentage | Verschillen tussen rechtbanken | Intrekkingspercentage | |||
---|---|---|---|---|---|
2019 t/m 2021 | jaargroei* sinds 2012 | 2019 t/m 2021 | toe- afname sinds 2012 | ||
Kantonrechter overtredingszaken | 3% | = | beperkt | 11% | 🡭 |
Politierechter (EK) | 15% | = | beperkt | 16% | 🡭 |
Strafzaken EK kinderrechter | 8% | = | beperkt | 23% | = |
Strafzaken meervoudige kamer (MK) | 39% | = | beperkt | 22% | = |
* Jaargroei sinds 2012-2014: + is licht 2% t/m 4%, ++ is sterk 5% t/m 10%, +++ is zeer sterk >10% per jaar. |
Uit de tabellen 17 en 18 blijkt dat de mate van appel in het bestuursrecht vergeleken met strafzaken en civiele zaken over het algemeen hoog is. De hoogste appelpercentages, rond de 50 procent of hoger, zien we bij ambtenarenzaken en rijksbelastingzaken. Een verklaring voor de hoge mate waarin men in het bestuursrecht in hoger beroep gaat, is dat er vrijwel altijd een bezwaarfase aan het proces is voorafgegaan. Dus er blijven vooral zaken over waar bestuur en burger in een eerder stadium niet nader tot elkaar konden komen. In gevallen dat de uitspraak in eerste aanleg ongunstig uitviel voor de burger, speelt daarnaast een rol dat de burger die in hoger beroep gaat over het algemeen geen risico loopt op een voor hem ongunstiger uitspraak dan in eerste aanleg.
Onder regulier of algemeen bestuursrecht verstaan we alle rechtszaken op het terrein van het bestuursrecht, die niet het belastingrecht of het vreemdelingenrecht betreffen.
De CRvB behandelt de appellen van sociale verzekeringszaken, ambtenarenzaken, bijstandszaken en studiefinancieringszaken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) behandelt de overige hoger beroepen. De appelinstroomgegevens van de RvS waren nog niet bekend op het moment van schrijven van dit jaarverslag. Om die reden is het niet mogelijk om het appelpercentage van deze groep te bepalen.
Tegen de uitspraken in ambtenarenzaken gaat men zeer vaak in hoger beroep. Het percentage ingetrokken ambtenarenzaken is afgenomen van 34 procent naar 19 procent. Het aantal ambtenarenzaken neemt de afgelopen jaren steeds verder af.
Het percentage ingetrokken sociale zekerheidszaken daalt de afgelopen jaren ook. Vorig jaar was een afname zichtbaar van 4 procent en in dit verslagjaar is een afname zichtbaar van 2 procent. Het appelpercentage voor sociale verzekeringszaken laat over de afgelopen jaren een redelijk constant beeld zien.
Het appelpercentage bij bijstands-en studiefinancieringszaken is heel licht gedaald ten opzichte van 2020. Het intrekkingspercentage is daarentegen sterk gestegen, van 24 procent in de periode 2018-2020 naar 30 procent in de periode 2019-2021.
Rijksbelastingzaken
Rijksbelastingzaken worden bij slechts 5 rechtbanken behandeld en tegen deze vonnissen wordt vaak in hoger beroep gegaan. Na de stijging in de periode 2018-2020 is het appelpercentage in 2021 weer gedaald naar een niveau van rond de 50 procent. Dat was ook in de eerdere perioden zichtbaar. Het percentage intrekkingen blijft dalen sinds de periode 2014-2016. Afgelopen periode is het gedaald van 18 procent naar 14 procent.
Lokale belastingzaken
Ten opzichte van 2020 is het appelpercentage van de WOZ-zaken licht afgenomen, terwijl het percentage voor de overige lokale belastingzaken licht is toegenomen. Het intrekkingspercentage van de WOZ-zaken is sterk gedaald, van 17 procent in de periode 2018-2020 naar 11 procent in de periode 2019-2021. Ten opzichte van 2020 is het intrekkingspercentage van de overige lokale belastingzaken afgenomen met 2 procent naar 16 procent.
Appelpercentage | Verschillen tussen rechtbanken | Intrekkingspercentage | |||
---|---|---|---|---|---|
2019 t/m 2021 | jaargroei* sinds 2012 | 2019 t/m 2021 | toe- afname sinds 2012 | ||
Sociale verzekeringszaken | 41% | + | groot | 21% | = |
Bijstands- en studie- financieringszaken | 47% | + + | groot | 30% | 🡭 |
Ambtenarenzaken | 53% | + | zeer groot | 19% | 🡮 |
* Jaargroei sinds 2012-2014: + is licht 2% t/m 4%, ++ is sterk 5% t/m 10%, +++ is zeer sterk >10% per jaar. |
Appelpercentage | Verschillen tussen rechtbanken | Intrekkingspercentage | |||
---|---|---|---|---|---|
2019 t/m 2021 | jaargroei* sinds 2012 | 2019 t/m 2021 | toe- afname sinds 2012 | ||
Rijksbelastingzaken | 53% | – | zeer groot | 14% | 🡮 |
Lokale belastingzaken - WOZ | 24% | + + | zeer groot | 11% | 🡮 |
Lokale belastingzaken - overig | 23% | + | zeer groot | 16% | 🡭 |
* Jaargroei sinds 2012-2014: + is licht 2% t/m 4%, ++ is sterk 5% t/m 10%, +++ is zeer sterk >10% per jaar. |
In Nederland heeft iedere burger recht op een onpartijdige rechter. Wie betrokken is in een rechtszaak en goede redenen heeft om te denken dat de rechter een zaak niet onpartijdig kan beoordelen, kan vragen deze rechter te laten vervangen door een andere. We noemen dat een verzoek tot wraking.
De afgelopen jaren varieert het aantal wrakingsverzoeken tussen de 600 en 750 verzoeken per jaar (zie figuur 5). In 2021 werden er 713 wrakingsverzoeken ingediend, waarvan 587 bij de rechtbanken, 103 bij de gerechtshoven, 21 bij de CRvB en 2 bij het CBb. Voor een uitsplitsing naar rechtsgebied en afdoeningswijze voor verzoeken uit 2021 zie tabel 19. We hebben de cijfers betreffende wrakingsverzoeken niet in het licht gezet van het aantal behandelde zaken.
De wrakingskamer beoordeelt of een rechter terecht wordt gewraakt. Deze kamer honoreert een wraking als de rechter in de betreffende zaak partijdig is of als er sprake is van schijn van partijdigheid. De wraking is dan gegrond. Dat zegt overigens niets over het functioneren van de betreffende rechter in andere zaken. Hij of zijn kan gewoon andere zaken blijven behandelen.
Slechts een gering deel van de wrakingsverzoeken wordt daadwerkelijk gehonoreerd, gemiddeld over de laatste 5 jaar rond de 3 procent per jaar. In 2021waren er 20 wrakingsverzoeken gegrond, zoals in figuur 5 en tabel 19 is te zien.
Strafrecht | Bestuursrecht | Civiel recht | Totaal | |
---|---|---|---|---|
Kennelijk niet ontvankelijk | 16 | 20 | 52 | 88 |
Kennelijk ongegrond | 15 | 22 | 36 | 73 |
Ongegrond | 70 | 94 | 158 | 322 |
Niet ontvankelijk | 25 | 38 | 87 | 150 |
Ingetrokken | 6 | 11 | 23 | 40 |
Berusting | 3 | 1 | 16 | 20 |
Gegrond | 5 | 3 | 12 | 20 |
Totaal ingediend | 140 | 189 | 384 | 713 |
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|---|---|
Aantal ingediende wrakingsverzoeken | |||||
Amsterdam | 38 | 63 | 50 | 37 | 53 |
Den Haag | 62 | 92 | 73 | 87 | 89 |
Gelderland | 40 | 81 | 43 | 49 | 53 |
Limburg | 51 | 23 | 44 | 30 | 43 |
Midden-Nederland | 60 | 70 | 62 | 69 | 79 |
Noord-Holland | 33 | 30 | 33 | 38 | 53 |
Noord-Nederland | 55 | 49 | 41 | 53 | 47 |
Oost-Brabant | 25 | 35 | 41 | 49 | 36 |
Overijssel | 28 | 19 | 37 | 44 | 35 |
Rotterdam | 65 | 72 | 109 | 61 | 54 |
Zeeland-West-Brabant | 23 | 29 | 26 | 32 | 45 |
Aantal gehonoreerde wrakingsverzoeken | |||||
Amsterdam | 2 | 2 | 3 | 0 | 3 |
Den Haag | 1 | 1 | 5 | 1 | 4 |
Gelderland | 0 | 3 | 0 | 1 | 0 |
Limburg | 1 | 2 | 1 | 0 | 4 |
Midden-Nederland | 1 | 1 | 0 | 0 | 2 |
Noord-Holland | 1 | 1 | 0 | 3 | 0 |
Noord-Nederland | 0 | 0 | 2 | 2 | 1 |
Oost-Brabant | 0 | 0 | 1 | 1 | 0 |
Overijssel | 2 | 1 | 2 | 1 | 1 |
Rotterdam | 1 | 4 | 0 | 1 | 0 |
Zeeland-West-Brabant | 1 | 0 | 2 | 0 | 2 |
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|---|---|
Aantal ingediende wrakingsverzoeken | |||||
Gerechtshoven | |||||
Amsterdam | 18 | 20 | 16 | 23 | 35 |
Arnhem-Leeuwarden | 52 | 108 | 50 | 42 | 32 |
Den Haag | 20 | 28 | 26 | 15 | 19 |
's-Hertogenbosch | 17 | 12 | 20 | 31 | 17 |
Bijzondere colleges | |||||
CRvB | 18 | 18 | 20 | 12 | 21 |
CBb | 2 | 1 | 1 | 3 | 2 |
Aantal gehonoreerde wrakingsverzoeken | |||||
Gerechtshoven | |||||
Amsterdam | 1 | 0 | 1 | 2 | 0 |
Arnhem-Leeuwarden | 3 | 4 | 0 | 2 | 0 |
Den Haag | 2 | 1 | 0 | 1 | 1 |
's-Hertogenbosch | 0 | 0 | 0 | 2 | 1 |
Bijzondere colleges | |||||
CRvB | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 |
CBb | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Rechtbank Noord-Holland
Door de coronamaatregelen is het afgelopen met de festivals. Het lichtshowbedrijf Jurlights verliest zijn inkomsten. Ze sluiten een overeenkomst met hun schuldeisers. Sommige schuldeisers weigeren. Dwingt de rechtbank Noord-Holland hen om mee te werken?
Het Haarlemse bedrijf Jurlights verzorgt lichtshows bij grote evenementen, zoals muziekfestivals. Volgens de jaarrekening 2019 had de onderneming 25 werknemers in dienst, een omzet van bijna 5 miljoen euro en een positief bedrijfsresultaat. Als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en de door de overheid genomen maatregelen, is het bedrijf vanaf 15 maart 2020 stilgevallen. Jurlights heeft een reorganisatie doorgevoerd, maar kan ondanks dat haar schuldeisers niet volledig terugbetalen. De bank is bereid het bedrijf een lening van 350.000 euro te geven waarmee een klein deel van de schulden kan worden afgelost. Jurlights staat bij 121 schuldeisers voor bijna 1,6 miljoen euro in het krijt. Ze hebben hun schuldeisers in een akkoord gevraagd de schulden weg te strepen, tegen betaling van een deel van de schuld. De meeste schuldeisers willen daaraan meewerken, maar niet iedereen. Het bedrijf vraagt de rechter het akkoord goed te keuren en de weigerende schuldeisers daarmee te dwingen tot medewerking.
Jurlights heeft aan alle voorwaarden voldaan die worden gesteld in de nieuwe Wet homologatie onderhands akkoord (Whoa). Dit onderdeel van de Faillissementswet geldt sinds 1 januari 2021 en moet voorkomen dat bedrijven failliet worden verklaard terwijl ze nog wel (deels) levensvatbaar zijn. De rechtbank vindt het aannemelijk dat het bedrijf haar schulden niet meer kan betalen en dat zij zonder een akkoord failliet gaat. Jurlights heeft voldoende informatie aangeleverd over haar financiële situatie. Alle schuldeisers zijn op de hoogte gesteld van het akkoord en konden daarover hun mening geven. Er is al met al een zuiver besluitvormingsproces geweest. De verwachting is dat schuldeisers bij een akkoord meer geld zullen ontvangen en dus beter af zijn dan bij een faillissement. De rechtbank keurt het akkoord met de schuldeisers daarom goed. Het is voor het eerst dat de rechter zijn zegen geeft aan zo’n Whoa-akkoord. Het akkoord geldt voor alle schuldeisers. Dat betekent dat schuldeisers die oorspronkelijk niet met het akkoord hadden ingestemd, genoegen moeten nemen met betaling van een deel van hun vordering. De Belastingdienst krijgt 21 procent van haar vorderingen betaald, de andere schuldeisers krijgen 16 procent.
In de onderstaande tabellen is de samenstelling van het personeelsbestand weergegeven. Daaruit blijkt dat de koers die is ingezet om het personeelsbestand van de Rechtspraak te versterken zijn vruchten heeft afgeworpen. In de afgelopen 5 jaar is het aantal rechterlijke ambtenaren en gerechtsambtenaren toegenomen, met respectievelijk circa 100 fte’s en 600 fte’s. Deze uitbreiding van de capaciteit is nodig om te werken conform de professionele standaarden, om de werkdruk te verlagen en om de vervangingsvraag te beantwoorden die ontstaat vanwege natuurlijk verloop.
Overigens wordt de groei van het aantal gerechtsambtenaren voor een deel veroorzaakt doordat de voormalige, op oproepbasis beschikbare, buitengriffiers vanwege de Wnra met ingang van 1 januari 2020 een dienstverband bij de Rechtspraak hebben gekregen (255 in aantallen; 54,4 fte).
Het aantal medewerkers dat werkt bij landelijke diensten is de afgelopen 5 jaar met circa 200 fte’s gegroeid. De verhouding tussen het aantal rechterlijk ambtenaren, gerechtsambtenaren en medewerkers bij landelijke diensten is de afgelopen 5 jaar stabiel gebleven.
In de afgelopen 10 jaar is de inzetbaarheid van rechters en raadsheren in het primaire proces met ruim 10 procent afgenomen, hoewel de bezetting is toegenomen. De afname wordt veroorzaakt door de toename van het gebruik van de partiële arbeidsparticipatie senioren (PAS), de tijd die het begeleiden van rechters en raadsheren in opleiding kost en door de toegenomen inzet van rechters en raadsheren in andersoortige functies (zoals leidinggevende of in IT-projecten).
De verwachting is dat het personeelsbestand van de Rechtspraak de komende jaren qua omvang en samenstelling verder zal veranderen omdat de leeftijdsgebonden uitstroom moet worden opgevangen, de noodzaak tot het verkorten van doorlooptijden, het wegwerken van achterstanden, de ontwikkelingen in zaakinstroom, de verdere invoering van professionele standaarden, de digitalisering en vermindering van de werkdruk.
In 2021 waren 32 gepensioneerde 70-plussers heringetreden als rechter-plaatsvervanger met een aanwijzing (circa 16 fte’s). Zij staan geregistreerd in personeelssysteem P-Direkt, in tegenstelling tot honorair rechter-plaatsvervangers, die op oproepbasis worden ingezet. In 2021 werkten circa 117 honorair rechter- en raadsheren-plaatsvervangers (circa 8 fte’s) die ouder zijn dan 70 jaar bij de Rechtspraak.
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aantal | fte | aantal | fte | aantal | fte | aantal | fte | aantal | fte | |
Rechterlijke ambtenaren | 2.497 | 2.315 | 2.489 | 2.303 | 2.488 | 2.305 | 2.562 | 2.372 | 2.609 | 2.416 |
% totaal | 23% | 23% | 23% | 23% | 23% | 23% | 22% | 23% | 22% | 22% |
Gerechtsambtenaren direct | 5.741 | 5.096 | 5.738 | 5.099 | 5.831 | 5.188 | 6.268 | 5.485 | 6.496 | 5.711 |
% totaal | 52% | 51% | 52% | 51% | 53% | 52% | 54% | 52% | 54% | 53% |
Gerechtsambtenaren indirect | 1.895 | 1.738 | 1.867 | 1.711 | 1.853 | 1.701 | 1.899 | 1.743 | 1.835 | 1.684 |
% totaal | 17% | 17% | 17% | 17% | 17% | 17% | 16% | 17% | 15% | 16% |
Landelijke diensten | 852 | 803 | 855 | 801 | 870 | 816 | 934 | 876 | 1.107 | 1.045 |
% totaal | 8% | 8% | 8% | 8% | 8% | 8% | 8% | 8% | 9% | 10% |
Totaal aantal medewerkers | 10.985 | 9.952 | 10.949 | 9.914 | 11.042 | 10.010 | 11.663 | 10.476 | 12.047 | 10.856 |
De landelijke diensten zijn: de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), het Studiecentrum rechtspleging (SSR), Informatievoorzieningsorganisatie rechtspraak (IVO) en het Landelijk dienstencentrum rechtspraak (LDCR) |
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Instroom | Uitstroom | Instroom | Uitstroom | Instroom | Uitstroom | Instroom | Uitstroom | Instroom | Uitstroom | |
Rechterlijke ambtenaren | 208 | 66 | 72 | 86 | 93 | 99 | 154 | 92 | 159 | 117 |
Gerechtsambtenaren | 1.194 | 864 | 1.067 | 1.063 | 1.147 | 1.038 | 1.533 | 895 | 1.371 | 1.020 |
Inclusief landelijke diensten Rvdr, SSR, IVO en LDCR. |
Van werk naar werk
Als gevolg van lokale reorganisaties, zoals de herinrichting van een stafdienst of de bedrijfsvoering, hebben in 2021 3 medewerkers te horen gekregen dat hun werkzaamheden komen te vervallen. De Rechtspraak begeleidt hen zo zorgvuldig en zo goed mogelijk en conform het Van Werk Naar Werk (VWNW)-beleid naar nieuw werk binnen of buiten de Rechtspraak. Eind 2020 werd de landelijke reorganisatie digitalisering beëindigd en zijn de 58 overgebleven kandidaten uit dit traject teruggeplaatst, vertrokken of hebben een andere functie gekregen.
Voortgang VWNW kandidaten | 2019 | 2020 | 2021 |
---|---|---|---|
Aantal op 1 januari | 298 | 72 | 9 |
Instroom | - | 4 | 3 |
Uitstroom | 226 | 67 | 7 |
VWNW kandidaten einde jaar | 72 | 9 | 5 |
Rechters en raadsheren in opleiding (rio’s)
Zoals eerder vermeld, zet de Rechtspraak in op het versterken van de capaciteit. Een nieuwe rechter is echter niet direct volledig inzetbaar; hij of zij zal eerst de opleiding tot rechter of raadsheer moeten doorlopen. Onderstaande tabel geeft weer hoeveel rechters en raadsheren momenteel in opleiding zijn. Deze rio’s zullen naar verwachting de komende jaren instromen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen rio’s met beperkte werkervaring (tussen minimaal 2 en maximaal 6 jaar werkervaring) en rio’s met 6 of meer jaar werkervaring. De eerste categorie volgt een opleiding van 4 jaar, de laatste categorie volgt een op maat gemaakte opleiding afhankelijk van de voorervaring, variërend van minder dan 1 jaar tot en met 3 jaar.
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|---|---|
Rio's met een opleiding t/m 3 jaar | 111 | 124 | 119 | 146 | 181 |
Rio's met een opleiding van 4 jaar | 76 | 74 | 73 | 69 | 65 |
Aantal r(h)io's in dienst eind 2019 | 187 | 198 | 192 | 215 | 246 |
In onderstaande figuren volgen een aantal overzichten van de leeftijdsopbouw, man-vrouwverhouding en de invulling van de Participatiewet binnen de Rechtspraak. Het aandeel medewerkers met een westerse of niet-westerse migratieachtergrond is dit jaar niet meegenomen in het jaarverslag met het oog op de nieuwe definities die door het CBS worden geformuleerd in reactie op het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De volgende zaken vallen op als het gaat om leeftijdsopbouw, de man-vrouwverhouding en de invulling van de Participatiewet.
Leeftijdsopbouw en man-vrouwverhouding:
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Functies | Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal |
President (voorzitter van bestuur) | 10 | 7 | 17 | 9 | 7 | 16 | 9 | 8 | 17 | 9 | 7 | 16 | 9 | 7 | 16 |
Hof / bijzonder college | 6 | 0 | 6 | 5 | 1 | 6 | 5 | 1 | 6 | 4 | 1 | 5 | 4 | 2 | 6 |
Rechtbank | 4 | 7 | 11 | 4 | 6 | 10 | 4 | 7 | 11 | 5 | 6 | 11 | 5 | 5 | 10 |
Bestuurders / team- en afdelingsvoorzitters | 76 | 95 | 171 | 70 | 93 | 163 | 71 | 85 | 156 | 73 | 91 | 164 | 62 | 99 | 161 |
Raadsheer / senior raadsheer | 268 | 252 | 520 | 267 | 264 | 531 | 257 | 282 | 539 | 267 | 284 | 551 | 256 | 292 | 548 |
Rechter / senior rechter (a) | 583 | 965 | 1.548 | 570 | 976 | 1.546 | 574 | 992 | 1.566 | 583 | 998 | 1.581 | 601 | 989 | 1.590 |
Overige rechterlijke ambtenaren | 77 | 167 | 244 | 70 | 163 | 233 | 68 | 142 | 210 | 81 | 177 | 258 | 106 | 196 | 302 |
Totaal | 1.014 | 1.486 | 2.500 | 986 | 1.503 | 2.489 | 979 | 1.509 | 2.488 | 1.013 | 1.557 | 2.570 | 1.034 | 1.583 | 2.617 |
Overige rechterlijke ambtenaren betreft rechterlijke ambtenaren in de volgende functies: gerechtsauditeur tevens plaatsvervanger en rechter in opleiding. |
Banenafspraak voor mensen met een arbeidsbeperking
De Rechtspraak hecht grote waarde aan maatschappelijk verantwoord werkgeverschap en probeert in het kader van de Participatiewet waar mogelijk mensen aan te stellen met een afstand tot de arbeidsmarkt. In onderstaande tabel wordt weergegeven hoeveel mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt bij de Rechtspraak werkzaam waren. Daaruit blijkt dat de Rechtspraak in 2021 iets minder in staat was om aan het rijksbrede quotum te voldoen. De Rechtspraak heeft in 2021 145 banen gerealiseerd voor mensen met een arbeidsbeperking (tegenover 141 banen in 2020). Dit is 38 procent van de opdracht (2020: 42 procent). Omdat het quotum nog niet volledig behaald wordt, krijgt het vergroten van het aantal mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt de nodige aandacht. Dit gebeurt onder andere door het actief delen van kennis, ervaring en best practices. Daarnaast streeft de Rechtspraak ernaar om via het inkoop- en aanbestedingsproces banen te creëren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Aantal arbeidsbeperkten met een aanstelling of anderszins | Quotum 2018 | Bezetting 2018 | Behaald % t.o.v. quotum | Quotum 2019 | Bezetting 2019 | Behaald % t.o.v. quotum | Quotum 2020 | Bezetting 2020 | Behaald % t.o.v. quotum | Quotum 2021 | Bezetting 2021 | Behaald % t.o.v. quotum |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
fte's (1fte = 25,5 uur) | 261 | 93 | 36% | 298 | 116 | 39% | 332 | 141 | 42% | 380 | 145 | 38% |
1 FTE voor een arbeidsbeperkte medewerker wordt 1 FTA genoemd en is 25,5 uur. Het gaat om de personen die geregistreerd zijn in het doelgroepenregister van het UWV. |
De afgelopen jaren hebben we gezien dat het ziekteverzuim licht daalt. De gerechten hebben in 2018 op basis van de aanbevelingen uit het rapport Naar een vitale organisatie verschillende maatregelen genomen om de werkdruk te verminderen. Bijvoorbeeld door te zorgen voor een goede werkverdeling, goede werkprocessen, het versterken van leiderschap, inzetten op personeelszorg en een gezonde werkomgeving, versterking van de feedbackcultuur en professionele standaarden, reductie van ziekteverzuim en werving van rechters.
Over 2021 lijkt het effect van de coronacrisis wat betreft het verzuimpercentage voor de Rechtspraak zeer beperkt. Eind 2021 was een hoger verzuimpercentage zichtbaar, dat vooral te maken had met een toename van het middellange verzuim. Eerste indicaties lijken erop te wijzen dat dit voornamelijk te maken heeft met psychische klachten, uitgestelde zorg en beperktere mogelijkheden voor begeleiding door de coronamaatregelen.
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|---|---|
Gerechten | 5,2% | 5,5% | 5,5% | 5,5% | 5,3% |
Landelijke diensten | 4,4% | 4,6% | 4,0% | 3,6% | 4,3% |
Totaal | 5,0% | 5,5% | 5,4% | 5,3% | 5,2% |
Bij de gerechten gaat het om de rechterlijk ambtenaren (RA) en gerechtsambtenaren (GA). Bij de landelijke diensten gaat het om het personeel bij de Rvdr, SSR, IVO en LDCR. |
Integriteit is 1 van de kernwaarden van de Rechtspraak. De Rechtspraak neemt dit onderwerp zeer serieus en heeft in 2021 onderstaande disciplinaire maatregelen moeten nemen. De grondslag voor de maatregelen die zijn genomen ligt voor rechterlijk ambtenaren in wet- en regelgeving en voor gerechtsambtenaren in wet- en regelgeving en tevens in de CAO Rijk.
Disciplinaire maatregelen | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
---|---|---|---|---|---|
Disciplinaire maatregel rechters en raadsheren waarvan: | - | 1 | 3 | 2 | - |
Schriftelijke berisping in verband met de verwaarlozing van de waardigheid van het ambt, ambtsbezigheden of ambtsplichten | - | 1 | 2 | - | - |
Ontslag op eigen verzoek, al dan niet op aandringen van het bestuur, i.v.m. een gecombineerde integriteitskwestie in de werk- en privésfeer | - | - | 1 | 2 | - |
Disciplinaire maatregel rechters en raadsheren plaatsvervangers waarvan: | - | 2 | 1 | 1 | 1 |
Schriftelijke berisping in verband met de verwaarlozing van de waardigheid van het ambt, ambtsbezigheden of ambtsplichten | - | 1 | - | 0 | 1 |
Ontslag op eigen verzoek, al dan niet op aandringen van het bestuur, in verband met een werkgerelateerde integriteitskwestie | - | 1 | 1 | 0 | - |
Ontslag na handelen of nalaten waardoor ernstig nadeel is toegebracht aan de goede gang van zaken bij de Rechtspraak of het in haar te stellen vertrouwen | - | - | - | 1 | - |
Disciplinaire maatregel rechters- en raadsheren in opleiding waarvan: | 1 | - | - | - | - |
Schriftelijke berisping in verband met de verwaarlozing van de waardigheid van het ambt, ambtsbezigheden of ambtsplichten | 1 | - | - | - | - |
Disciplinaire maatregel gerechtsambtenaren waarvan: | 38 | 17 | 23 | 17 | 8 |
Voorwaardelijke schriftelijke berisping | 2 | - | - | - | - |
Schriftelijke berisping | 25 | 5 | 15 | 8 | 4 |
Overplaatsing | - | 1 | 1 | 1 | - |
Schorsing met inhouding van bezoldiging | - | 2 | 0 | - | - |
Schorsing | - | - | 1 | - | - |
Voorwaardelijk strafontslag | 6 | 1 | 2 | - | - |
Beëindiging dienstverband | 5 | 4 | 2 | 8 | 4 |
Financiële afdoening | - | 4 | 2 | - | - |
De Raad kiest voor transparantie ten aanzien van de bezoldiging van bestuurders door middel van het hieronder opgenomen overzicht. De bezoldiging is gebaseerd op de bezoldigingsbegrippen van de Wet normering topinkomens (WNT). Als bestuurders zijn gedefinieerd: de leden van de Raad, de leden van de gerechtsbesturen, de voorzitter van het College van Bestuur SSR, de directeuren van de landelijke diensten (IVO en het LDCR) en de directeur van het bureau van de Raad. Het beleid van de Raad is om geen bezoldigingen boven de algemene wettelijke WNT-norm toe te kennen (2021: 209.000 euro).
Naam orgaan of instelling waar functie wordt bekleed | Functie(s) | Naam | Beloning | Belastbare vaste en variabele onkosten-vergoeding | Werkgeversdeel van voorzien-ingen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn | Bezoldiging | Datum aanvang dienstverband in het boekjaar | Datum einde dienstverband in het boekjaar | Omvang dienst-verband | Dienst-betrekking | Persoonlijke norm | Ontslag-vergoeding |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Raad voor de rechtspraak | Voorzitter | mr. H. Naves | 175.952 | - | 23.563 | 199.515 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,06 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Raad voor de rechtspraak | Lid | mr. A.A.E. Dorsman | 164.092 | - | 23.150 | 187.242 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,06 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Raad voor de rechtspraak | Lid | mr. H. Velt | 157.099 | 17 | 22.865 | 179.981 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Raad voor de rechtspraak | Lid | drs. P. Arnoldus | 157.099 | - | 22.865 | 179.964 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
College van Beroep voor het bedrijfsleven | Voorzitter | mr.drs. T.G.M. Simons | 176.998 | 169 | 23.457 | 200.624 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,11 | ja | 209.000 | n.v.t. |
College van Beroep voor het bedrijfsleven | Rechterlijk lid | mr. R.W.L. Koopmans | 162.202 | 103 | 22.754 | 185.060 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,03 | ja | 209.000 | n.v.t. |
College van Beroep voor het bedrijfsleven / Gerechtshof Den Haag | Niet-rechterlijk lid | H.J. van der Brugge MBA MCC | 115.818 | - | 21.556 | 137.374 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Centrale Raad van Beroep | Voorzitter | mr. T. Avedissian | 173.067 | - | 23.457 | 196.524 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,11 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Centrale Raad van Beroep | Rechterlijk lid | mr.drs. J.C. Boeree | 142.931 | - | 22.563 | 165.494 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
CRvB / Gerechtshof Amsterdam / Rechtbank Zeeland West Brabant | Niet-rechterlijk lid | drs. W. Wijbrands | 119.215 | - | 21.556 | 140.771 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Gerechtshof Amsterdam | Voorzitter | mr. H.Th. van der Meer | 146.981 | 774 | 22.866 | 170.622 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Gerechtshof Amsterdam | Rechterlijk lid | mr. W.F. Groos | 140.378 | - | 22.777 | 163.155 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Gerechtshof Amsterdam | Niet-rechterlijk lid | mr.drs. I. van de Velde | 25.337 | - | 4.608 | 29.945 | 1-11-2021 | 31-12-2021 | 0,89 | ja | 45.299 | n.v.t. |
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | Voorzitter / Rechterlijk lid | mr. Z.J. Oosting | 163.344 | - | 22.752 | 186.096 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden / Gerechtshof 's-Hertogenbosch | Niet-rechterlijk lid | dr. P.M.L.O. Scholte MPA | 127.429 | - | 22.001 | 149.430 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,11 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Gerechtshof Den Haag | Voorzitter | mr. M.W. Koek | 149.508 | - | 22.866 | 172.375 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Gerechtshof Den Haag | Rechterlijk lid | mr. A. de Lange MPA | 172.007 | - | 22.961 | 194.968 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,11 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Gerechtshof ''s-Hertogenbosch / SSR | Voorzitter / Voorzitter College | mr. G. Tangenberg | 159.638 | 132 | 22.966 | 182.737 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,06 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Gerechtshof 's-Hertogenbosch | Voorzitter | mr. R.C.A.M. Philippart | 126.432 | 446 | 18.988 | 145.866 | 1-1-2021 | 31-10-2021 | 1 | ja | 173.499 | n.v.t. |
Rechtbank Amsterdam | Voorzitter | mr. C.M. Wiertz - Wezenbeek | 155.760 | - | 22.866 | 178.626 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Amsterdam | Rechterlijk lid | mr.drs. S.F. van Merwijk | 143.719 | 10 | 22.442 | 166.171 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Amsterdam | Niet-rechterlijk lid | H.C.J. Janssen RA | 143.237 | - | 22.384 | 165.621 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Den Haag | Voorzitter | mr.dr. M.A. van de Laarschot | 160.092 | - | 23.014 | 183.106 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,03 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Den Haag | Rechterlijk lid | mr. J. Visser | 162.784 | 0 | 22.776 | 185.561 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,06 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Den Haag | Niet-rechterlijk lid | mr. M.V. Baas - van Vloten | 129.122 | - | 22.024 | 151.146 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Limburg | Voorzitter | mr. P.W.E.C. Pulles | 149.974 | - | 22.681 | 172.655 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Limburg | Rechterlijk lid | mr. M.M. Bijker-Veen | 135.927 | - | 22.176 | 158.103 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Limburg | Niet-rechterlijk lid | dr.ing. J.J.P.M. Gilissen | 105.969 | - | 19.161 | 125.130 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 0,89 | ja | 185.778 | n.v.t. |
Rechtbank Midden-Nederland | Voorzitter | mr. J. Mendlik | 150.446 | 5 | 22.714 | 173.164 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Midden-Nederland | Rechterlijk lid | mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt | 138.018 | - | 22.202 | 160.219 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Midden-Nederland / Rechtbank Gelderland | Niet-rechterlijk lid | drs. E. Jonasse | 135.480 | - | 22.001 | 157.481 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,11 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Noord-Holland | Voorzitter | mr. E. de Greeve | 153.506 | - | 22.788 | 176.293 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Noord-Holland | Rechterlijk lid | mr.drs. J.W. Moors | 135.927 | - | 22.176 | 158.103 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Noord-Holland | Niet-rechterlijk lid | mr.drs. T.P. Voskuil | 124.682 | - | 21.949 | 146.631 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Noord-Nederland | Voorzitter | mr. A.R. van der Winkel MPM | 173.026 | 212 | 23.441 | 196.679 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,11 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Noord-Nederland | Rechterlijk lid | mr. A.P. Ploeger | 154.444 | 894 | 22.690 | 178.027 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,11 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Noord-Nederland | Niet-rechterlijk lid | mr. M.P. de Wilde | 129.740 | 15 | 21.765 | 151.520 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,06 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Oost-Brabant | Voorzitter | mr. P.E.M. Messer-Dinnissen | 137.908 | - | 20.791 | 158.699 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 0,92 | ja | 191.583 | n.v.t. |
Rechtbank Oost-Brabant | Rechterlijk lid | mr. A.M. Verhoef | 135.927 | 164 | 22.176 | 158.267 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Oost-Brabant | Niet-rechterlijk lid | dr.ir. R.E. Grift | 121.039 | - | 21.556 | 142.595 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Gelderland | Voorzitter | mr.drs. M.J. Blaisse | 124.570 | 61 | 17.327 | 141.958 | 1-1-2021 | 30-9-2021 | 1,11 | ja | 155.748 | n.v.t. |
Rechtbank Gelderland | Voorzitter / Rechterlijk lid | mr. R.C.C. van Leest | 159.759 | 480 | 22.923 | 183.162 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,11 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Gelderland | Niet-rechterlijk lid | drs. L. Civile | 23.417 | - | 4.472 | 27.889 | 1-1-2021 | 15-3-2021 | 1,08 | ja | 41.800 | n.v.t. |
Rechtbank Overijssel | Voorzitter | mr. H.J.H. van Meegen | 150.446 | - | 22.681 | 173.127 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Overijssel | Rechterlijk lid | mr. W.P.M. Elderman | 139.039 | - | 22.501 | 161.541 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Overijssel | Niet-rechterlijk lid | drs. M.F. van de Streek | 122.360 | - | 21.556 | 143.916 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Rotterdam | Voorzitter | mr. R.G. de Lange - Tegelaar | 164.413 | - | 23.162 | 187.575 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,06 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Rotterdam | Rechterlijk lid | mr. J.J. Willemsen | 150.716 | 2 | 22.690 | 173.408 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,06 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Rotterdam | Niet-rechterlijk lid | drs. J.A.A. Rooijers | 130.134 | - | 21.927 | 152.061 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Zeeland-West-Brabant | Voorzitter | mr. A.J.R.M. Vermolen | 118.164 | - | 17.115 | 135.278 | 1-1-2021 | 30-09-2021 | 1,06 | ja | 155.748 | n.v.t. |
Rechtbank Zeeland - West Brabant / Gerechtshof 's-Hertogenbosch | Voorzitter / Rechterlijk lid | mr. J.B. van den Beld | 152.061 | - | 22.690 | 174.751 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,06 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Zeeland-West-Brabant | Rechterlijk lid | mr. T van de Poll | 143.479 | 112 | 22.433 | 166.024 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,06 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Zeeland-West-Brabant | Niet-rechterlijk lid | mr. J.H. Willems | 53.824 | 348 | 8.935 | 63.107 | 1-1-2021 | 31-5-2021 | 1,05 | ja | 85.890 | n.v.t. |
Bureau raad voor de rechtspraak | Directeur | drs. O.F.J. Welling | 129.949 | 3.488 | 22.132 | 155.570 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1 | ja | 209.000 | n.v.t. |
LDCR | Directeur | mr. L. van der Zwaard | 135.480 | 3.488 | 22.001 | 160.970 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,11 | ja | 209.000 | n.v.t. |
IVO | Directeur/CIO | mr. drs. J.W. Duijzer | 150.073 | - | 22.613 | 172.686 | 1-1-2021 | 31-12-2021 | 1,11 | ja | 209.000 | n.v.t. |
Rechtbank Oost-Brabant
De provincie Noord-Brabant gaf de eigenaar van de Amercentrale in Geertruidenberg in 2019 een natuurvergunning. Dat had ze niet mogen doen, vinden 2 milieuorganisaties. En dus moet de steenkool- en biomassagestookte centrale dicht. Vindt de rechtbank Oost-Brabant dat ook?
In de Amercentrale in Geertruidenberg wordt sinds 1952 elektriciteit en warmte opgewekt. Volgens de milieugroepen verleende de provincie Noord-Brabant in 2019 onterecht een natuurvergunning aan het Duitse energiebedrijf dat eigenaar is van de centrale. Het ging om een herziening van een oude natuurvergunning uit 2011. Die vergunning moet worden vernietigd. Bij het verlenen van de natuurvergunning in 2019 is onvoldoende gekeken naar de stikstofdepositie van de Amercentrale. Die uitstoot zorgt voor schade in de omliggende Natura 2000-gebieden.
Er is juist sprake van een afname van de stikstofuitstoot omdat eenheid 8 van de Amercentrale buiten werking is gesteld; alleen eenheid 9 draait nog. Intrekking van de oude vergunning is niet nodig omdat er andere maatregelen worden genomen om de natuur te herstellen. Met de intrekking van de vergunning kan niet worden bereikt dat de activiteit wordt beëindigd of niet alsnog wordt gerealiseerd. Hij is namelijk al beëindigd. Daarom hebben de milieuorganisaties geen procesbelang meer bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de afwijzing om de natuurvergunning uit 2011 in te trekken.
De Wet stikstofreductie en natuurverbetering voorziet weliswaar in een pakket maatregelen om de staat van instandhouding van Natura 2000-gebieden te verbeteren, maar zolang ongelimiteerd gebruik kan worden gemaakt van bestaande rechten uit het verleden is dit dweilen met de kraan open. De provincie moet daarom een nieuw besluit nemen over de natuurvergunning die zij in 2019 verleende aan de centrale in Geertruidenberg. De provincie had moeten nagaan of er aanleiding was om de oude vergunning uit 2011 gedeeltelijk in te trekken. De verlening van de natuurvergunning in 2019 was in strijd is met het provinciale natuurbeleid van datzelfde jaar en wordt vernietigd. De centrale hoeft niet dicht. De provincie heeft 6 maanden om een nieuw besluit te nemen. Bij de kolencentrale is sprake van een bijzondere situatie. Eenheid 8 van de centrale stond namelijk al een aantal jaar stil en is in 2017 niet meegenomen in de omgevingsvergunning voor de Amercentrale. Dit had aanleiding kunnen zijn voor de provincie om ook de natuurvergunning uit 2011 voor wat betreft eenheid 8 in te trekken. Dat heeft de provincie ten onrechte niet gedaan. De provincie heeft bij het verlenen van de natuurvergunning in 2019 vervolgens wél rekening gehouden met eenheid 8. Dit had ze niet mogen doen en dus een verkeerd uitgangspunt gekozen bij het verlenen van de vergunning.
In 2020 is de gewijzigde bekostigingssystematiek ingegaan, inclusief de herijkte prijzen en bijdragen. Hierbij is er een onderscheid gekomen tussen een variabele bijdrage op PxQ-basis en een vaste bijdrage. Hierdoor is de afhankelijkheid van de fluctuerende aantallen zaken kleiner geworden, maar nog steeds aanwezig.
De verwachting bij het ingaan van de nieuwe prijzen, bijdragen en systematiek in januari 2020 was dat de kosten en baten daarmee weer in balans zouden zijn. Door de coronacrisis is dit in 2020 niet gelukt en ook in 2021 had de coronacrisis haar invloed op zowel de instroom, de productie, als de kosten. De instroom in 2021 was lager dan in 2020 en ook lager dan de prognose voor 2021. Ook in 2021 is hierdoor een grote hoeveelheid minderwerk ontstaan van in totaal 62 miljoen euro.
Om deze reden is tussen de minister van JenV en de Raad afgesproken dat de zogeheten hardheidsclausule (artikel 21 van het Besluit financiering rechtspraak 2005, Bfr 2005) van toepassing wordt verklaard. De extra kosten per zaak als gevolg van de coronacrisis kunnen deels ook worden opgevangen door lagere kosten in de centrale bedrijfsvoering. Door diverse autonome kostenstijgingen laten de vaste kosten wel een toename zien. Deze kostenstijgingen zijn voor de Rechtspraak onvermijdbaar en zullen worden opgevoerd bij de prijsbesprekingen voor de periode 2023-2025.
Voor 2022 is duidelijk dat in de eerste maanden nog beperkingen bestonden als hierboven beschreven, met dezelfde consequenties. Ook lag het ziekteverzuim hoger dan normaal. Daarmee zal de afdoening van zaken negatief worden beïnvloed. Daarnaast zal ook de invloed op de kosten vergelijkbaar zijn als in 2020 en 2021.
Het is verder de verwachting dat ingeboekte besparingen op vooral IT in de huidige situatie dan niet ingevuld kunnen worden. De vraag naar verdere digitalisering, IT-middelen en adequate ondersteuning daarvan is toegenomen omdat Rechtspraakmedewerkers thuis of hybride werken. Over het opvangen van de extra kosten in de eerste maanden van 2022 moeten nog afspraken met de minister van J&V gemaakt worden. In hoeverre in 2022 opnieuw maatregelen getroffen worden en of de Rechtspraak te maken krijgt met hoog ziekteverzuim, is onbekend maar in dat geval verwacht de Rechtspraak ook hiervan financiële gevolgen. Daarnaast zijn de gevolgen van het stoppen van diverse landelijke steunmaatregelen voor burgers en bedrijven wellicht van invloed op de instroom van zaken. Tot slot hebben de oorlog in Oekraïne en de economische sancties enorme invloed op de wereldeconomie. De Rechtspraak zal net als iedereen hiervan de gevolgen ondervinden. De bijdrage aan de Rechtspraak wordt wel automatisch via een rijksbrede systematiek gecompenseerd voor prijsstijgingen.
Iedere 3 jaar sluiten de Rechtspraak en de minister van JenV een akkoord over de prijzen en vaste bijdragen voor een prijsperiode van 3 jaar. Het laatste jaar van de prijsperiode knelt in de regel wat meer dan de jaren ervoor, aangezien de prijzen en bijdragen een aantal jaar geleden zijn vastgesteld en dus aan herziening toe zijn. Wel ontvangt de Rechtspraak in 2022 extra middelen vanuit de zogeheten ondermijningsgelden. Hier kunnen een aantal voorziene knelpunten die met de inzet tegen ondermijning samenhangen worden opgelost. Voor de periode 2023 tot en met 2025 moet een nieuw akkoord gesloten worden. Daarin worden de prijzen en vaste bijdrage aangepast aan de bestaande realiteit, alsmede aan te verwachten en gewenste nieuwe ontwikkelingen.
Er zijn in 2021 veel stappen gezet op het gebied van duurzaamheid. Zo zijn conform de bestaande Routekaart Duurzaamheid meerdere projecten opgestart waarbij energielabelverbetering is gerealiseerd. 3 projecten lopen door in 2022 en 2023. Daarnaast is deze routekaart op een 3-tal plekken getoetst op uitvoerbaarheid en kostenbegroting.
Er zijn in 2021 veel stappen gezet op het gebied van duurzaamheid. Zo zijn conform de bestaande Routekaart Duurzaamheid meerdere projecten opgestart waarbij energielabelverbetering is gerealiseerd. 3 projecten lopen door in 2022 en 2023. Daarnaast is deze routekaart op een 3-tal plekken getoetst op uitvoerbaarheid en kostenbegroting.
Binnen de Rechtspraak is de Rechtspraakbrede Strategie Klimaatneutrale Rechtspraak vastgesteld, samen met het daarop gebaseerde actieplan met daarin 29 maatregelen om te komen tot een klimaatneutrale bedrijfsvoering van de Rechtspraak in 2030. In 2022 wordt dit verder uitgewerkt in lokale actieplannen voor de gerechten en organisaties binnen de Rechtspraak. Een aantal van de maatregelen uit het landelijke actieplan is al concreet in werking gezet. Voorbeelden hiervan zijn het inrichten van de CO2-prestatieladder voor de gehele Rechtspraak om de juiste monitoring van CO2-reductie te kunnen bewerkstelligen en liggen er contracten voor de inkoop van circulair meubilair en duurzame catering. Bij (het plannen van) renovaties van de gerechtsgebouwen wordt niet alleen gekeken naar energiebesparing, maar ook naar een breder duurzaamheidspallet van maatregelen, zoals het zoveel mogelijk recyclen van bouwmaterialen en biodiversiteit. De Routekaart Duurzaamheid voor de gebouwen wordt in 2022 herijkt en voor 10 gerechtsbouwen getoetst op het behalen van een A++ label.
De Rechtspraak hecht grote waarde aan maatschappelijk verantwoord werkgeverschap en probeert in het kader van de Participatiewet waar mogelijk mensen aan te nemen met een afstand tot de arbeidsmarkt. In de paragraaf ‘Werken bij de Rechtspraak’ wordt weergegeven dat de Rechtspraak in 2021 145 banen heeft gerealiseerd voor mensen met een arbeidsbeperking (tegenover 141 banen in 2020). Dit is 38 procent van de opdracht (2020: 42 procent). Omdat het quotum nog niet volledig behaald wordt, krijgt het vergroten van het aantal mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt de nodige aandacht.
De Rechtspraak kent op het terrein van privacy 2 toezichthouders: de Autoriteit Persoonsgegevens (bedrijfsvoering) en de procureur-generaal bij de Hoge Raad (rechterlijk domein). Meer dan de helft van alle datalekken is gerelateerd aan adresseringsfouten (bijvoorbeeld: een persoon woont niet meer op het betreffende adres).
2020 | 2021 | |
---|---|---|
Gemeld bij Autoriteit Persoonsgegevens | 17 | 15 |
Gemeld bij PG Hoge Raad | 165 | 196 |
Gemeld bij beide | 10 | 0 |
Alle rechtbanken, gerechtshoven, het CBb en de CRvB (in totaal 17 gerechten) hebben een eigen klachtenregeling. Deze regelingen zijn gebaseerd op het gezamenlijk vastgestelde landelijke model voor de klachtenregeling van de Rechtspraak, maar per gerecht kunnen er op details afwijkingen zijn. Op basis van de regeling kan iedereen die vindt dat een gerecht of Rechtspraakmedewerker hem of haar niet correct heeft behandeld, een klacht indienen. De uitspraak van een rechter kan geen onderwerp zijn van een klacht. Daar kan namelijk alleen een hogere rechter over oordelen. De klachtenprocedure zou anders een verkapt rechtsmiddel worden en daar is de klachtenprocedure niet voor bedoeld. Ook rechterlijke beslissingen van procedurele (procesrechtelijke) aard die de rechter tijdens of buiten een terechtzitting neemt, vallen buiten het bereik van het klachtrecht. De Raad heeft een eigen klachtenregeling. Dit geldt ook voor de Hoge Raad en de Afdeling bestuursrechtspraak van de RvS.
Voor de gerechten heeft het klachtrecht een leereffect: door klachten serieus te nemen, ze zorgvuldig te behandelen en verbeteringen door te voeren, kan voorkomen worden dat de oorzaak van de klacht blijft bestaan en dat dezelfde klachten terugkeren.
Trend van ingediende klachten in 2021
Ten opzichte van 2020 zagen we in 2021 een toename van het aantal ingediende klachten (van 2.519 naar 2.849). Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat burgers kritischer staan ten opzichte van de overheid. De toeslagenaffaire kan daarbij zeker een rol hebben gespeeld. De ervaring is ook dat burgers minder tolerant zijn en minder begrip hebben en geneigd zijn om sneller een klacht in te dienen. Ook worden door dezelfde klagers over hetzelfde incident soms meerdere klachten ingediend. Klagers die meerdere klachten indienen zijn er altijd geweest. De indruk is dat deze groep van klagers hun contacten met het gerecht intensiveert. Evenals voorgaande jaren worden de meeste klachten ingediend in de categorieën rechterlijke beslissing (29 procent) en overige (30 procent). De cijfers betreffen het totaal van de rechtbanken, gerechtshoven, CRvB en CBb.
Toelichting op de klachten per categorie/onderwerp:
Onderwerp | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
---|---|---|---|---|---|
Bejegening | 171 | 213 | 277 | 256 | 290 |
Rechterlijke beslissing | 697 | 779 | 735 | 747 | 816 |
Tijdsduur procedures | 290 | 338 | 309 | 305 | 321 |
Administratieve fout | 366 | 363 | 418 | 418 | 568 |
Overig | 643 | 705 | 777 | 793 | 854 |
Totaal | 2.167 | 2.398 | 2.516 | 2.519 | 2.849 |
Het Jaarverslag van de Rechtspraak 2020 vermeldde dat 73 klachten nog niet waren afgedaan. Ten tijde van de afdoening bleek dat nog niet onderkend was dat een klacht uit meerdere onderdelen bestond, waardoor de het aantal uiteindelijke openstaande klachten 75 bedroeg. De totale beginstand per 1 januari 2020 is dan 75 (openstaande klachten) + 2.849 (ingediende klachten in 2021) = 2.924. Daarvan zijn er 2.732 afgedaan, waardoor op 1 januari 2022 nog 192 klachten niet waren behandeld, waarvan 8 klachten uit 2020 en 184 klachten uit 2021.
Een klacht die ziet op een gedraging van een rechter die de zaak behandelt, wordt in principe uitgesteld tot na de afloop van de procedure bij dat gerecht. Dat zal voornamelijk het geval zijn bij bejegeningsklachten. Op die manier kan namelijk worden voorkomen dat bij 1 van de partijen het beeld ontstaat dat de uiteindelijke beslissing van de rechter door de ingediende klacht is beïnvloed. In zo’n geval zou de rechter pas na afloop van de procedure moeten worden geïnformeerd. Dit is een verklaring voor de nog openstaande klachten uit 2020.
Tabel 30 geeft een weergave van de klachten die in 2021 zijn afgedaan.
Wijze van afdoening | Aantal | % van niet-inhoudelijk behandelde klachten | % van totaal |
---|---|---|---|
Niet inhoudelijk behandeld totaal | 1.438 | 100% | 52% |
Niet bevoegd (ex art. 2 klachtenregeling) | 291 | 20% | 10% |
Niet-ontvankelijk (ex art. 2 klachtenregeling) | 679 | 47% | 25% |
Buiten behandeling gelaten (ex art. 7 klach- tenregeling) | 171 | 12% | 6% |
Schikking of intrekking (informele afdoening) | 297 | 21% | 11% |
Wijze van afdoening | Aantal | % van inhoudelijk behandelde klachten | % van totaal |
Inhoudelijk behandeld totaal | 1.294 | 100% | 48% |
Ongegrond | 622 | 48% | 23% |
Gegrond | 461 | 36% | 17% |
Geen oordeel | 104 | 8% | 4% |
Niet ontvankelijk | 107 | 8% | 4% |
Totaal | 2.732 | 100% |
De helft van de klachten is niet inhoudelijk behandeld, omdat het bijvoorbeeld gaat om een rechtelijke beslissing of omdat een andere instantie bevoegd is. Hoewel een klacht over een rechterlijke beslissing in beginsel niet inhoudelijk behandeld wordt, komt het wel voor dat contact wordt opgenomen met de klager om telefonisch uitleg te geven en te informeren over eventuele alternatieve mogelijkheden (bijvoorbeeld het gebruik van rechtsmiddelen).
Achterliggende gedachte is dat deze behandeling klagers, ook bij niet-ontvankelijke klachten, meer gemoedsrust geeft omdat zij weten dat de behandelde rechter op de hoogte is van hun klacht. Hetzelfde geldt voor andersoortige klachten die niet inhoudelijk zijn behandeld, waarbij de klachtenfunctionaris regelmatig toch contact opneemt met de klager om uitleg te geven. Denk bijvoorbeeld aan klachten die bestemd zijn voor andere instanties, zoals het OM of een ander gerecht. Deze klachten worden doorgaans na overleg met de bevoegde instantie doorgezonden. Of klachten over bewindvoerders of curatoren, deze worden overgedragen aan de betrokken rechter. Verder zijn het klachten die zijn opgelost door bemiddeling van de klachtenfunctionaris. Als de klager hiermee tevreden is, wordt de klacht vaak niet meer formeel aan het gerechtsbestuur voorgelegd.
Uit tabel 31 blijkt dat van de inhoudelijk behandelde klachten in 2021 36 procent gegrond en 48 procent ongegrond is. Ongegrond omvat in deze context ook (niet) terecht of (on)juist. De overige inhoudelijk behandelde klachten zijn niet-ontvankelijk verklaard of er werd geen oordeel gegeven.
Dit laatste komt voor wanneer het onderzoek onvoldoende bewijs oplevert om op basis daarvan een klacht wel of niet gegrond te kunnen verklaren. Tabel 31 geeft inzicht in de ontwikkeling van gegrond- en ongegrondverklaring van klachten over de afgelopen 5 jaar.
Jaar | Ongegrond (% van totaal) | Gegrond (% van inhoudelijk totaal) |
---|---|---|
2021 | 48% | 36% |
2020 | 47% | 36% |
2019 | 41% | 33% |
2018 | 44% | 45% |
2017 | 40% | 48% |
2021 | 3,2 |
---|---|
2020 | 3,1 |
2019 | 2,6 |
2021 | 4,2 |
---|---|
2020 | 5,6 |
2019 | 3,6 |
CRvB | CBb | |
---|---|---|
2021 | 3,6 | 10,1 |
2020 | 5,4 | 0 |
2019 | 1,4 | 0 |
Het systeem van klachtbehandeling is een belangrijk onderdeel van kwaliteitszorg van de Rechtspraak. Het klachtensysteem is een instrument voor de Rechtspraak om feedback van de buitenwereld te krijgen. Van klachten kunnen en willen we leren. Klachten zijn geen kritiek, maar bruikbare feedback. Door van klachten te leren, kunnen werkprocessen verbeteren.
Door zo snel mogelijk telefonisch contact te zoeken met een klager voelt hij of zij zich gehoord. Zowel gegrond als ongegrond verklaarde klachten hebben bij de gerechten geleid tot de introductie van verbeteringen. De oorzaken van klachten kunnen incidenteel zijn als gevolg van een individuele menselijke fout. In die gevallen wordt dit met de betreffende medewerker besproken en gekeken hoe deze fout in de toekomst voorkomen kan worden. Klachten met een meer structureel karakter worden vaak binnen de teams besproken, zodat het hele team op de hoogte is van de situatie en herhaling voorkomen kan worden. Incidentele klachten kunnen ook wijzen op een structureel probleem, zoals onderbezetting of op werkprocessen die niet (meer) kloppen. Ook deze klachten worden breder opgepakt.
Naast de weergave van de financiële gegevens van de Rechtspraak in 2021 in de jaarrekening, valt ook een kostenspecificatie te geven, waarbij de kosten worden opgesplitst naar kosten ten behoeve van gerechten voor het primaire proces, de overhead en huisvestingsgerelateerde kosten en de overige uitgaven. Daarnaast wordt gespecificeerd wat de vaste kosten zijn geweest voor IT, huisvesting en opleidingen e.d. De primaire proceskosten kunnen door vergelijking met aantallen afgehandelde zaken, worden omgerekend naar zogeheten gerealiseerde productgroepprijzen en minutentarieven. De minutentarieven worden opgesplitst in tarieven voor rechterlijke ambtenaren en juridische ondersteuners.
Gerealiseerde productiegerelateerde kosten | 622.051 | |
Gerealiseerde specifieke uitgaven gerechten | 182.393 | |
Gerechtskosten | 2.442 | |
Gerealiseerde centrale kosten | 290.327 | |
Huisvestingskosten gerechten | 102.022 | |
ICT | 126.702 | |
Opleidingen | 12.144 | |
LDCR | 14.431 | |
Bureau Raad | 16.405 | |
Overig | 18.623 | |
Overige kosten | 46.598 | |
Megazaken | 23.317 | |
Bijzondere kamers | 13.421 | |
CBb | 9.860 | |
Niet-Bfr 2005 taken | 16.644 | |
Tuchtrecht | 3.755 | |
Commissies van Toezicht | 5.905 | |
Niet-wettelijke taken | 6.984 | |
Kosten ten laste van bijdragen derden (niet Bij- zondere kamers of Tuchtrecht) | 36.232 |
Gerealiseerd | Afgesproken | Verschil | |
---|---|---|---|
Rechtbanken | |||
Handel | 1.395,22 | 995,68 | -399,53 |
Familie | 450,99 | 405,90 | -45,10 |
Bestuur (excl. vreemdelingen- kamer) | 1.565,49 | 1.407,10 | -158,39 |
Strafrecht | 817,91 | 789,28 | -28,62 |
Kanton | 118,49 | 113,45 | -5,04 |
Bestuur vreemdelingenkamer | 1.008,47 | 865,88 | -142,59 |
Belasting | 559,55 | 692,11 | 132,56 |
Gerechtshoven | |||
Civiel | 4.551,43 | 3.723,74 | 827,69- |
Familie | 3.070,37 | 2.982,25 | 88,12- |
Straf | 1.682,83 | 1.311,89 | 370,94- |
Belasting | 2.234,63 | 2.519,21 | 284,58 |
Bijzondere colleges | |||
Centrale Raad van Beroep | 3.559,49 | 2.734,52 | 824,97- |
minutentarief (euro) | ||
---|---|---|
RA | JO | |
Rechtbanken | ||
Handel | 1,57 | 2,23 |
Familie | 1,60 | 1,89 |
Bestuur (excl. vreemdelingenkamer) | 1,62 | 1,64 |
Strafrecht | 1,82 | 1,79 |
Kanton | 1,64 | 2,72 |
Bestuur vreemdelingenkamer | 1,93 | 1,60 |
Belasting | 1,86 | 1,54 |
Gerechtshoven | ||
Civiel | 1,77 | 2,53 |
Familie | 1,42 | 1,51 |
Straf | 2,12 | 2,07 |
Belasting | 1,71 | 1,32 |
Bijzondere colleges | ||
Centrale Raad van Beroep | 2,78 | 0,87 |
Nagenoeg alle gerealiseerde productgroepprijzen lagen in 2021 boven de afgesproken prijzen. De coronacrisis had invloed op zowel de instroom als de productie en de kosten. Ten eerste daalde de instroom in de meeste rechtsgebieden. Daarnaast was het niet mogelijk om volledige productie te realiseren. Dit kwam onder andere door hoge percentages ziekmeldingen, maar ook door intrekkingen door ziekte van procespartijen en door de tot op heden geldende reis-, afstands- en hygiëneregels. Dit leidde uiteindelijk tot een grote hoeveelheid aan minderwerk en tot hogere kosten per zaak.
Centrale Raad van Beroep
De Noord-Hollandse gemeente Wijdemeren heeft de bijstand van een inwoonster teruggevorderd omdat zij boodschappen kreeg van haar moeder en dat niet had gemeld. De vrouw gaat in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
De inwoonster van de gemeente ontving structureel boodschappen van haar moeder en daarmee bespaarde zij op de kosten van levensonderhoud. Dit is van belang voor het recht op bijstand. Zij had dit moeten melden, maar heeft dit niet gedaan. Toen de gemeente erachter kwam, moest de gemeente de bijstand met terugwerkende kracht herzien. Een gemeente is dat bij schending van de inlichtingenverplichting op grond van de Participatiewet verplicht te doen. Door de schending van de inlichtingenverplichting heeft Wijdemeren niet precies kunnen vaststellen hoeveel op de kosten is bespaard, en heeft zij een schatting gemaakt. De gemeente heeft daarbij de Nibudnormen als richtsnoer gebruikt en kwam uiteindelijk op 6.888,63 euro die de vrouw moest terugbetalen.
De vrouw erkent dat ze gedurende een lange periode wekelijks boodschappen van haar moeder ontving en zij daardoor geen uitgaven voor boodschappen heeft gedaan. Maar ze heeft niet zo lang boodschappen gekregen als de gemeente beweert. Bovendien zijn de boodschappen die zij van haar moeder ontving structurele giften in natura en die moeten buiten beschouwing blijven bij het vaststellen van de bijstandsuitkering. Het college van B en W van Wijdemeren heeft daarnaast ten onrechte aansluiting gezocht bij de bedragen die het Nibud heeft vastgesteld voor de dagelijkse minimale kosten voor voeding. Een medewerker Handhaving van de gemeente had ook niet met een consulent Werk, Zorg en Inkomen op huisbezoek mogen komen.
De gemeente Wijdemeren heeft de bijstand terecht op basis van de Nibudnorm teruggevorderd. De boodschappen die de vrouw van haar moeder ontving, kunnen niet worden beschouwd als giften en kunnen dus niet op die grond buiten beschouwing worden gelaten bij de bepaling van de bijstandsuitkering. De boodschappen leveren een structurele en substantiële besparing in de kosten van levensonderhoud op, zodat de bijstand om die reden moet worden verlaagd. Wel wordt het bedrag van de terugvordering verlaagd, omdat de gemeente zelf een gedeelte van de totale periode van 3 jaar heeft laten vallen én omdat de gemeente over een ander gedeelte van die 3 jaar onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de vrouw boodschappen ontving. Daarom stelt de Centrale Raad van Beroep de terugvordering vast op 2.835,41 euro. Verder moet de gemeente 200 euro aan immateriële schadevergoeding betalen vanwege een ongeoorloofd huisbezoek door 2 gemeentemedewerkers. De gemeente moet ook de proceskosten van de vrouw betalen.